Moeder-dochterrichtlijn

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Volledige titel

Richtlijn betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende Lid-Staten (90/435/EEG)[1]


Inbreukprocedure

Commissie vraagt België om uitvoeringsbepalingen moeder-dochterrichtlijn te wijzigen[2]

De Europese Commissie heeft op 20 november 2009 België een met redenen omkleed advies toegezonden (de tweede stap in de inbreukprocedure van artikel 226 van het EG-Verdrag) in verband met de uitvoeringsvoorschriften voor de moeder-dochterrichtlijn. De Belgische voorschriften omvatten een extra voorwaarde bovenop die van artikel 3 van de richtlijn. Als België de Commissie binnen twee maanden geen bevredigend antwoord geeft, kan deze de zaak voor het Europese Hof van Justitie brengen.

Artikel 3 van de moeder-dochterrichtlijn bevat de voorwaarden voor de toepassing van de richtlijn. Daarin is duidelijk bepaald dat de richtlijn van toepassing is wanneer een vennootschap een deelneming van ten minste 10 % bezit in het kapitaal van een vennootschap van een andere lidstaat, zonder dat er nog verdere voorwaarden kunnen worden gesteld.

De Belgische uitvoeringsvoorschriften voor de richtlijn vereisen evenwel dat een deelneming ook als "vaste financiële activa" moet worden beschouwd voordat de richtlijn toepassing kan vinden. Bijgevolg kunnen vennootschappen die niet aan deze voorwaarde voldoen, ten onrechte geen beroep doen op de voordelen van de moeder-dochterrichtlijn.

Het referentienummer van de Commissie voor deze zaak is 2007/4333.



Voetnoten