Gezamenlijke artikelsgewijze toelichting

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Tekst

De tekst van de gezamenlijke artikelsgewijze toelichting is te vinden bij de desbetreffende verdragsartikelen.


Rechtskracht

Engelen en Stevens[1] (citaat zonder voetnoten) schrijven:

(...) De gezamenlijke toelichting bevat nadere afspraken tussen Nederland en België over de uitlegging van het Verdrag en de toepassing van zijn bepalingen. Dergelijke afspraken zijn volkenrechtelijk bindend en dienen dan ook te goeder trouw door Nederland en België ten uitvoer te worden gelegd. Pacta sunt servanda. Zoveel is wel duidelijk.
Naar wij begrijpen hebben partijen eerst na het sluiten van het Verdrag overeenstemming bereikt over de gezamenlijke toelichting. (...) Naar onze mening kan de gezamenlijke toelichting dan ook niet worden aangemerkt als een overeenkomst in de zin van art. 31, lid 2, onderdeel a, Verdrag van Wenen. Deze bepaling ziet immers uitsluitend op "an agreement (...) reached before or at the time of the conclusion of the treaty". Wel is naar onze mening sprake van een latere overeenkomst in de zin van art. 31, lid 3, onderdeel a, Verdrag van Wenen. Een dergelijke overeenkomst is, mits in schriftelijke vorm, zelf ook een verdrag in de zin van art. 2, lid 1, onderdeel a, Verdrag van Wenen, dat wil zeggen een internationale overeenkomst in geschrifte tussen Staten gesloten en beheerst door het volkenrecht. Indien en voor zover de uitleg die partijen in de gezamenlijke toelichting aan het Verdrag hebben gegeven niet kan worden verenigd met de tekst van het Verdrag, waarvan Protocol I en II een integraal deel vormen, kan de gezamenlijke toelichting naar onze mening echter niet onder art. 31, lid 3, onderdeel a, Verdrag van Wenen worden gerangschikt. Deze bepaling heeft immers betrekking op een "subsequent agreement between the parties regarding the interpretation of the treaty or the application of its provisions". (...)
In zoverre de gezamenlijke toelichting het Verdrag in feite wijzigt, zijn Nederland en België daar op grond van art. 30, lid 3, dan wel art. 39 Verdrag van Wenen niettemin aan gebonden. Eerstgenoemde bepaling ziet op de toepassing van achtereenvolgende verdragen die betrekking hebben op een zelfde onderwerp en houdt in dat wanneer de partijen bij het eerdere verdrag ook partij zijn bij een later verdrag, zonder dat het eerdere verdrag is beëindigd of zijn werking is opgeschort, het eerdere verdrag slechts van toepassing is voor zover zijn bepalingen verenigbaar zijn met die van het latere verdrag. Aldus is uitdrukking gegeven aan het beginsel dat "a later expression of intention is to be presumed to prevail over an earlier one". Laatstgenoemde bepaling heeft daarentegen betrekking op de situatie waarin een verdrag bij latere overeenkomst tussen de partijen wordt geamendeerd en ziet op "a formal amendment of a treaty intended to alter its provisions with respect to all the parties".
(...)
De vraag doet zich voor of de gezamenlijke toelichting behoort tot de context in de zin van art. 3, par. 1 en 2, Verdrag, zodat de uitleg die partijen daarin aan het Verdrag hebben gegeven reeds uit dien hoofde bij een eventueel conflict voorgaat op de verdragsdefinities en de nationaalrechtelijke betekenis van niet gedefinieerde begrippen. Aangezien de gezamenlijke toelichting eerst enige tijd na het sluiten van het Verdrag door partijen is opgesteld, kan dit naar onze mening worden betwijfeld. Overigens dient de gezamenlijke toelichting naar onze mening door Nederland en België echter evenzeer te worden gevolgd, indien zij niet zou behoren tot de context in de hier bedoelde zin. De uitleg die partijen blijkens de gezamenlijke toelichting aan het Verdrag hebben willen geven, gaat alsdan immers voor op de betekenis die voortvloeit uit de toepassing van art. 3, par. 1 en 2, Verdrag.
(...)
De gezamenlijke artikelsgewijze toelichting bij het Verdrag is zelf een (aanvullend) verdrag in de zin van art. 2, lid 1, onderdeel a, Verdrag van Wenen, waaraan Nederland en België zijn gebonden en dat door hen te goeder trouw ten uitvoer moet worden gelegd, ook indien daarin wordt afgeweken van de verdragstekst. Op grond van art. 31, lid 3, onderdeel a, Verdrag van Wenen dient derhalve bij de uitleg van het Verdrag rekening te worden gehouden met de uit de gezamenlijke toelichting blijkende bedoeling van partijen. De gezamenlijke toelichting kan naar onze mening echter niet onder deze bepaling worden gerangschikt, indien en voor zover zij het Verdrag in feite wijzigt.
De Nederlandse regering heeft de gezamenlijke toelichting niet aan het parlement ter goedkeuring voorgelegd, hetgeen, gelet op art. 91, lid 1, Grondwet, wel had moeten gebeuren. Evenmin is de gezamenlijke toelichting in het Tractatenblad gepubliceerd. Derhalve is het naar onze mening zeer twijfelachtig of belastingplichtigen zijn gebonden aan de uitleg die partijen in de gezamenlijke toelichting aan het Verdrag hebben gegeven, indien deze uitleg in redelijkheid niet met de verdragstekst kan worden verenigd.


Voetnoten

  1. F.A. Engelen en A.J.A. Stevens, 'De behandeling van personenvennootschappen onder het nieuwe belastingverdrag met België', MBB 2003/114.