Gerechtshof Arnhem, 4 mei 2010, nr. 09/00103

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Gerechtshof Arnhem, 4 mei 2010, nr. 09/00103 [1]


Inhoudsindicatie

  • Te laat beroep van buitenlander zonder domiciliekeuze terecht niet-ontvankelijk verklaard.


Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 09/00103

uitspraakdatum: 4 mei 2010

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van de besloten vennootschap

X B.V. te Z (Spanje) (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 27 februari 2009, nummer AWB 08/3796,

in het geding tussen belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna:de Inspecteur).


1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Aan belanghebbende is voor het jaar 2004 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een geschat belastbaar bedrag van € 7.114. Bij beschikking is een verzuimboete opgelegd van € 1.134. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 215.

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 27 februari 2009 niet-ontvankelijk verklaard.

1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend; de Inspecteur heeft een conclusie van dupliek overgelegd.

1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft, alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2010 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

1.7 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.


2. De vaststaande feiten

2.1 Aan belanghebbende is voor het jaar 2004 een op 28 april 2007 gedagtekende aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, bij gebreke van een aangifte berekend naar een geschat belastbaar bedrag van € 7.114. Deze schatting is gebaseerd op de fiscale gegevens over 2003.

2.2 Op 26 mei 2008 heeft A zich namens belanghebbende gemeld aan het loket van de Belastingdienst/P. Van het gesprek dat daar heeft plaatsgehad is een notitie gemaakt, die vervolgens is aangemerkt als bezwaarschrift.

2.3 Op 11 juni 2008 is uitspraak op bezwaar gedaan. Het bezwaar is op grond van termijnoverschrijding niet ontvankelijk verklaard. Het beroep van belanghebbende tegen die beslissing is door de Rechtbank eveneens wegens termijnoverschrijding niet ontvankelijk verklaard.


3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 Tussen partijen staat vast dat de uitspraak op het bezwaar belanghebbende heeft bereikt en dat het beroepschrift buiten de beroepstermijn is ingediend. Partijen twisten er nog slechts over of redelijkerwijs geoordeeld kan worden dat belanghebbende met betrekking tot de termijnoverschrijding in verzuim is geweest.

3.2 Belanghebbende betwist dat hij in verzuim is geweest. Hij wijst erop dat de termijnoverschrijding te wijten is aan de werkwijze van de voormalige adviseur, aan de omstandigheid dat poststukken onjuist geadresseerd worden en dat de bezorging van post in Spanje en ook binnen het gebouwencomplex niet altijd functioneert.

3.3 De Inspecteur stelt zich primair en onder aanvoering van gronden op het standpunt dat de Rechtbank het beroep terecht niet ontvankelijk heeft verklaard en bepleit subsidiair dat bij gegrondheid van het hoger beroep de uitspraak op het bezwaar moet worden bevestigd.

3.4 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.6 De Inspecteur concludeert primair tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en subsidiair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraak op het bezwaar.


4. Beoordeling van het geschil

4.1 Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft niet ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

4.2 Partijen strijden in hoger beroep nog slechts erover of belanghebbende in verzuim is geweest met betrekking tot het te laat ingediende beroepschrift.

4.3 De gemachtigde stelt dat belanghebbende vanaf 1998 in Spanje gevestigd is. In dat geval moet in bezwaar- en beroepschriften domicilie worden gekozen binnen het Rijk (artikel 57 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen). Na de ontbinding van belanghebbende op 26 juli 2007 rust die plicht op de voormalig directeur/enig aandeelhouder A, die kennelijk als vereffenaar van belanghebbende optreedt en in Spanje woont.

4.4 Nu belanghebbende in zijn bezwaarschrift van 26 mei 2008 geen domicilie binnen het Rijk heeft gekozen, heeft de inspecteur niet onjuist gehandeld door de uitspraak op het bezwaar van 11 juni 2008 naar het opgegeven Spaanse adres te sturen, waarbij het risico van een eventueel vertraagde ontvangst voor belanghebbende is. Dit laatste spreekt temeer nu belanghebbende minder gunstige ervaringen heeft opgedaan met de postbezorging in Spanje. Eerst op 10 november 2008 is door de gemachtigde aan de Inspecteur verzocht om alle correspondentie met betrekking tot belanghebbende en A in privé te sturen naar het adres van deze gemachtigde.

4.5 Onder deze omstandigheden kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat belanghebbende door eerst op 15 augustus 2008 een beroepschrift in te dienen niet in verzuim is geweest. De Rechtbank heeft overigens op goede gronden de in hoger beroep herhaalde opvatting verworpen dat doordat de te late indiening van het beroepschrift te wijten is aan de voormalige adviseur er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.

4.6 De Rechtbank heeft het beroep terecht niet ontvankelijk verklaard. Van een inhoudelijke behandeling van de zaak kan dan geen sprake zijn, ook niet op grond van de door belanghebbende genoemde reden van proceseconomie.


Slotsom

Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.


5. Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.


6. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.


Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Lamens, voorzitter, mr. B.F.A. van Huijgevoort en mr. P.M. van Schie, in tegenwoordigheid van mr. N. ten Broek als griffier.


Aantekeningen

Cassatie

Deze uitspraak is door de Hoge Raad bekrachtigd op 4 maart 2011[2], met een beroep op artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke organisatie.


Zie ook

  • Rechtbank Breda, 26 januari 2012, nr. 08/6108, LJN: BV5354.


Voetnoten