BPM

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Procedure van personenauto met een buitenlands kenteken

Als u in Nederland woont en Nederland binnenrijdt in een auto met een buitenlands kenteken, bent u in beginsel bpm (belasting van personenauto's en motorrijwielen) verschuldigd. Dit lijdt in bepaalde gevallen uitzondering zoals in het geval u over een vrijstelling bpm beschikt. Zo bestaat er een bpm-vrijstelling voor werknemers en een bpm-vrijstelling voor ondernemers. Ook het gebruik in Nederland van een buitenlandse huurauto tot aan het einde van de tweede dag die volgt op de dag van binnenkomst in Nederland leidt niet tot heffing van bpm. In andere gevallen bent u wel bpm verschuldigd, maar alleen voor zover u al eerder bent aangehouden én u een 'Informatieformulier buitenlandse kentekens' is uitgereikt.

Indien u met een auto met een buitenlands kenteken (geen buitenlandse huurauto) voor de tweede maal in Nederland wordt aangehouden zonder over een vrijstellingsvergunning te beschikken, dan kan een belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) worden nageheven met boete. Het voor naheffing belastbare feit is de aanvang van het gebruik van de openbare weg in Nederland. Indien de inspecteur een naheffingsaanslag bpm oplegt, dan moet hij daarbij wijzen op de teruggaafmogelijkheid voor de bpm als redelijkerwijs ervan mag worden uitgegaan dat de auto weer duurzaam naar het buitenland wordt overgebracht. De inspecteur heeft dus een informatieplicht.


Vrijstellingen

Werkgeversvrijstelling

Bent u werkgever van een in het buitenland gevestigde onderneming? Dan kunt u onder voorwaarden een werkgeversvrijstelling van bpm krijgen voor personenauto's, bestelauto's of motoren die in het buitenland zijn geregistreerd. U vraagt een vrijstelling aan met het formulier Aanvraag vergunning vrijstelling bpm werkgever.[1]

Voor deze vrijstelling moet u in Nederland wonen en voldoen aan 1 van de volgende voorwaarden:

  • U bent hoofd van een in het buitenland gevestigd eenmansbedrijf.
  • U bent lid van een in het buitenland gevestigde maatschap.
  • U bent bestuurder, vennoot of aandeelhouder van een in het buitenland gevestigde vennootschap.

Daarnaast geldt voor de personenauto, bestelauto of motor:

  • De eigenaar / houder is niet zelf werknemer van de onderneming.
  • Het voertuig wordt in Nederland alleen gebruikt door de eigenaar of houder zelf of zijn inwonende gezinsleden.
  • Uit de kilometerregistratie moet blijken dat de auto voor ten minste 50% zakelijk buiten Nederland wordt gebruikt. De afstand die wordt afgelegd van de woonplaats naar de in het buitenland gelegen werkplaats en omgekeerd telt hierbij niet mee


Werknemersvrijstelling

Bent u werknemer van een in het buitenland gevestigde onderneming? Dan kunt u onder voorwaarden een werknemersvrijstelling van bpm krijgen voor personenauto's, bestelauto's en motoren die in het buitenland zijn geregistreerd. U vraagt een vrijstelling aan met het formulier Aanvraag vergunning vrijstelling bpm werknemer.[2]

Hoofdvoorwaarde voor deze vrijstelling is dat de personenauto, bestelauto of motor door een in het buitenland gevestigde werkgever ter beschikking is gesteld aan een in Nederland wonende werknemer. In de vrijstellingsvergunning kunnen inwonende gezinsleden worden vermeld die de personenauto, bestelauto of motor privé mogen gebruiken.

De belangrijkste overige voorwaarden voor de werknemersvrijstelling zijn:

  • U moet een schriftelijke verklaring overleggen waarin uw werkgever aangeeft dat de personenauto, bestelauto of motor hoofdzakelijk is bestemd voor de uitoefening van werk buiten Nederland.
  • U hebt geen invloed op de beslissing in welk land de personenauto, bestelauto of motor wordt geregistreerd.
  • Alleen de werknemer of zijn inwonende gezinsleden maken in Nederland gebruik van het motorrijtuig.


Verhuisboedelvrijstelling

U moet voor deze vrijstelling voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • U verhuist(*1) vanuit een ander land van de Europese Unie naar Nederland en neemt uw personenauto, bestelauto of motor mee.
  • De personenauto, bestelauto of motor die u meeneemt hoort bij uw inboedel.
  • U gebruikt de personenauto, bestelauto of motor die u meeneemt voor hetzelfde doel waarvoor u het in het buitenland gebruikte.
  • U kocht de personenauto, bestelauto of motor die u meeneemt minimaal 6 maanden vóór uw verhuizing naar Nederland en u hebt het motorrijtuig in die periode gebruikt.
  • U woonde minimaal 12 maanden in het buitenland vóór uw verhuizing naar Nederland.

U moet een vrijstelling aanvragen binnen 12 maanden na de verhuizing. Gebruik hiervoor het formulier Aanvraag Vergunning vrijstelling bpm bij verhuizing[3]

Let op! Hebt u vrijstelling gekregen? Dan geldt er nog een aanvullende voorwaarde. Verkoopt of verhuurt u de personenauto, bestelauto of motor binnen 12 maanden na de registratie in Nederland? Of leent u het motorrijtuig binnen deze periode aan iemand anders? Dan moet u alsnog bpm betalen.


(*1): Van "verhuizen" is sprake wanneer betrokkene zijn normale verblijfplaats van buiten Nederland naar Nederland overbrengt.


Vrijstelling bij kort gebruik in Nederland

Rijdt u maximaal 2 weken op de Nederlandse weg in een in het buitenland gehuurd, geleend of geleaset motorrijtuig dat is geregistreerd buiten Nederland? Dan is vrijstelling van bpm en mrb mogelijk. U hoeft dan geen bpm en mrb te betalen. Om die vrijstelling te krijgen, moet u hiervan melding doen bij de Belastingdienst. Gebruik daarvoor het online formulier Vrijstelling voor bpm en mrb bij kortstondig gebruik.[4]


Wet- en regelgeving

Artikel 14a Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992[5]

1.Teruggaaf van belasting wordt, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, op aanvraag verleend voor personenauto’s, motorrijwielen en bestelauto’s indien de tenaamstelling van het kenteken in het in artikel 1, tweede lid, bedoelde register wordt beëindigd omdat het motorrijtuig buiten Nederland wordt gebracht, en het motorrijtuig wordt geregistreerd in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. De teruggaaf wordt verleend aan degene op wiens naam het kenteken was gesteld direct voorafgaand aan de beëindiging van de tenaamstelling in het register.
2.Teruggaaf van belasting wordt, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, op aanvraag verleend voor in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte geregistreerde personenauto’s, motorrijwielen en bestelauto’s waarvoor de belasting is geheven ter zake van de aanvang van het gebruik in Nederland met dat motorrijtuig van de weg door een in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam, indien het motorrijtuig niet langer feitelijk ter beschikking staat van de in Nederland wonende natuurlijke persoon of het in Nederland gevestigde lichaam en het motorrijtuig weer buiten Nederland is gebracht. De teruggaaf wordt verleend aan degene van wie de belasting ingevolge artikel 5, tweede lid, is geheven.
3.De teruggaaf, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt uitsluitend verleend indien de belasting is betaald ter zake van de registratie van het motorrijtuig of de tenaamstelling van het kenteken, dan wel de aanvang van het gebruik in Nederland met het motorrijtuig van de weg, op of na 16 oktober 2006.
4.De teruggaaf bedraagt het belastingbedrag, nadat dit is verminderd overeenkomstig een bij ministeriële regeling vast te stellen tabel. Ingeval voor het motorrijtuig al eerder teruggaaf van de belasting is verleend, wordt de teruggaaf slechts verleend voorzover de eerder teruggegeven belasting op een later tijdstip alsnog als verschuldigde belasting is voldaan.
5.Bedragen van minder dan € 50 worden niet teruggegeven.
6.Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 4a Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992[6]

1. De in artikel 14a, eerste lid, van de wet bedoelde teruggaaf wordt slechts verleend indien:
a. het motorrijtuig buiten Nederland wordt gebracht en op het moment van de beëindiging van de tenaamstelling van het kenteken in het register, bedoeld in artikel 1, tweede lid, blijkens dit register niet wordt aangemerkt als motorrijtuig bestemd voor sloop of motorrijtuig dat wacht op keuring;
b. het motorrijtuig op het moment, bedoeld in onderdeel a, niet voldoet aan de definitie van schadevoertuig in de zin van de Regeling voertuigen en degene op wiens naam het kenteken was gesteld direct voorafgaand aan de beëindiging van de tenaamstelling in het register dit bij het verzoek, bedoeld in onderdeel c, verklaart;
c. het verzoek om teruggaaf wordt gedaan binnen dertien weken na beëindiging van de tenaamstelling van het kenteken in het register, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de wet; en
d. bij het verzoek bescheiden worden overgelegd waaruit blijkt dat het motorrijtuig is geregistreerd in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
2. De teruggaaf wordt door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking verleend.
3. Indien het motorrijtuig buiten Nederland wordt gebracht met de kennelijke bedoeling dat binnen een periode van twaalf maanden het kenteken opnieuw te naam wordt gesteld als bedoeld in artikel 1, zesde lid, van de wet, dan wel met het motorrijtuig in Nederland opnieuw gebruik wordt gemaakt van de weg als bedoeld in artikel 1, zevende lid, van de wet, wordt het motorrijtuig voor de toepassing van dit artikel geacht niet buiten Nederland te zijn gebracht.

Artikel 4b Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992[7]

1. De in artikel 14a, tweede lid, van de wet bedoelde teruggaaf wordt slechts verleend indien gedurende de periode van het gebruik van de weg met het motorrijtuig in Nederland de opneming in het register, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de wet niet was voorgeschreven, en:
a. het motorrijtuig buiten Nederland wordt gebracht en blijkens de registratie in het buitenlandse kentekenregister niet wordt aangemerkt als motorrijtuig bestemd voor sloop of motorrijtuig dat wacht op keuring;
b. het motorrijtuig op het moment, bedoeld in onderdeel a, niet voldoet aan de definitie van schadevoertuig in de zin van de Regeling voertuigen en degene van wie de belasting ingevolge artikel 5, tweede lid, van de wet is geheven dit bij het verzoek, bedoeld in onderdeel c, verklaart;
c. het verzoek om teruggaaf wordt gedaan binnen dertien weken na het tijdstip waarop het motorrijtuig niet langer in Nederland feitelijk ter beschikking staat van de in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam; en
d. bij het verzoek bescheiden worden overgelegd waaruit blijkt dat het motorrijtuig is geregistreerd in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, alsmede bescheiden waaruit blijkt vanaf welk tijdstip het motorrijtuig niet langer in Nederland feitelijk ter beschikking staat van de in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam.
2. Artikel 4a, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.


Artikel 2 Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992[8]

1.Vrijstelling van belasting wordt verleend voor personenauto’s, motorrijwielen en bestelauto’s die zijn geregistreerd in het buitenland en door een in dat land gevestigde werkgever ter beschikking zijn gesteld aan een als werknemer bij hem in dienst zijnde in Nederland wonende persoon, indien:
a. met het motorrijtuig in Nederland uitsluitend gebruik wordt gemaakt van de weg door de werknemer of zijn inwonende gezinsleden;
b. de werkgever blijkens een schriftelijke verklaring te kennen heeft gegeven dat het motorrijtuig aan belanghebbende ter beschikking is gesteld en hoofdzakelijk is bestemd voor de uitvoering van de werkzaamheden buiten Nederland; en
c. de werknemer als gevolg van de arbeidsverhouding tussen hem en zijn werkgever in beginsel geen invloed kan uitoefenen op de beslissing in welk land de personenauto, het motorrijwiel of de bestelauto wordt geregistreerd.
2.De vrijstelling wordt door de inspecteur op verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking verleend.
3.Het verzoek wordt bij de inspecteur ingediend voor de aanvang van het gebruik van de weg in Nederland met de personenauto, het motorrijwiel of de bestelauto.
4.Indien de in het eerste lid bedoelde omstandigheden zich niet langer voordoen, trekt de inspecteur de vrijstelling in bij voor bezwaar vatbare beschikking.
5.Degene aan wie de vrijstelling is verleend stelt de inspecteur ervan in kennis indien de in het eerste lid bedoelde omstandigheden zich niet langer voordoen.
6.Indien degene aan wie de vrijstelling is verleend niet voldoet aan de verplichting bedoeld in het vijfde lid, wordt de vrijstelling geacht te zijn vervallen op het tijdstip waarop de in het eerste lid bedoelde omstandigheden zich niet langer voordoen.

Artikel 3 Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992[9]

1.Vrijstelling van belasting wordt verleend voor personenauto’s, motorrijwielen en bestelauto’s die zijn geregistreerd in het buitenland en die worden gebruikt door Nederlands ingezetenen die elders dan in Nederland:
  • hoofd zijn van een éénmansbedrijf, of
  • lid zijn van een maatschap, of
  • bestuurder, vennoot of aandeelhouder zijn van een onderneming, opgericht in de vorm van een vennootschap,
een en ander mits de eigenaar of houder niet een werknemer is als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c.
2.De vrijstelling wordt slechts verleend indien:
a. met het motorrijtuig in Nederland uitsluitend gebruik wordt gemaakt van de weg door de in het eerste lid bedoelde Nederlands ingezetene of zijn inwonende gezinsleden; en
b. het motorrijtuig blijkens een kilometerregistratie voor ten minste 50% zakelijk buiten Nederland wordt gebruikt; het zakelijk gebruik buiten Nederland wordt per kalenderjaar bepaald, waarbij de afstand die wordt overbrugd van de woonplaats naar de in het buitenland gelegen werkplaats en omgekeerd buiten beschouwing blijft.
3.Artikel 2, tweede tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3a Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992[10]

1.Vrijstelling van belasting wordt verleend voor personenauto’s, motorrijwielen en bestelauto’s die zijn geregistreerd in het buitenland en die vanuit dat land voor een periode van ten hoogste twee weken in Nederland ter beschikking staan van een in Nederland wonende natuurlijke persoon en zijn inwonende gezinsleden, of van een in Nederland gevestigd lichaam.
2.De vrijstelling wordt slechts verleend indien:
a. de in het eerste lid bedoelde persoon en zijn inwonende gezinsleden, onderscheidenlijk het in het eerste lid bedoelde lichaam, in Nederland met het motorrijtuig geen gebruik hebben, onderscheidenlijk heeft, gemaakt van de weg in de twaalf maanden voorafgaand aan de periode van terbeschikkingstelling in Nederland;
b. een beroep op de vrijstelling wordt gedaan vóór aanvang van het gebruik van de weg met het motorrijtuig in Nederland, door middel van een elektronische melding;
c. de in het eerste lid bedoelde persoon en zijn inwonende gezinsleden, onderscheidenlijk het in het eerste lid bedoelde lichaam, in de twaalf maanden volgend op de aanvang van de periode van ten hoogste twee weken, bedoeld in het eerste lid, in Nederland met het motorrijtuig uitsluitend gebruik maken, onderscheidenlijk maakt, van de weg gedurende deze periode van ten hoogste twee weken.
3.De vrijstelling kan mede worden verleend indien door aantoonbare overmacht niet is voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, mits zo snel mogelijk na aanvang van het gebruik van de weg alsnog de elektronische melding, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt gedaan, onder opgave van de dag waarop het gebruik van de weg is aangevangen en de redenen waarom niet eerder een beroep op de vrijstelling kon worden gedaan.
4.De vrijstelling wordt verleend aan de in het eerste lid bedoelde natuurlijke persoon onderscheidenlijk het in het eerste lid bedoelde lichaam.
5.Indien voor een motorrijtuig waarvoor een beroep op de vrijstelling is gedaan niet of niet langer wordt voldaan aan een in het eerste of tweede lid genoemde voorwaarde, stelt degene aan wie de vrijstelling is verleend de inspecteur daarvan onverwijld in kennis.
6.Indien de in Nederland wonende natuurlijke persoon of een inwonend gezinslid van deze persoon, onderscheidenlijk het in Nederland gevestigde lichaam, met het motorrijtuig in Nederland gebruik blijft maken van de weg na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde periode van twee weken, vervalt de vrijstelling en wordt de verschuldigde belasting op aangifte voldaan uiterlijk op de laatste dag van deze periode van twee weken.
7.Indien in andere situaties dan als bedoeld in het zesde lid, de in Nederland wonende natuurlijke persoon of een inwonend gezinslid van deze persoon, onderscheidenlijk het in Nederland gevestigde lichaam, opnieuw gebruik maakt met het motorrijtuig van de weg in Nederland in de vijftig weken volgend op de in het eerste lid bedoelde periode van twee weken, vervalt de vrijstelling en wordt de verschuldigde belasting door degene aan wie de vrijstelling is verleend op aangifte voldaan vóór de hernieuwde aanvang van het gebruik van de weg.
8.Indien het beroep op de vrijstelling, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, elektronisch wordt ingetrokken vóór de dag waarop volgens het elektronische beroep op de vrijstelling het gebruik in Nederland van de weg aanvangt, geldt het beroep als niet gedaan.

Artikel 4 Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992[11]

1.Vrijstelling van belasting wordt in andere gevallen dan bedoeld in de artikelen 2, 3 en 3a verleend voor uit een ander land afkomstige personenauto’s, motorrijwielen en bestelauto’s indien ter zake van het in het vrije verkeer brengen daarvan aanspraak op vrijstelling van rechten bij invoer bestaat, of zou bestaan indien de vervoermiddelen uit een ander land dan een lid-staat van de Europese Unie in het vrije verkeer zouden zijn gebracht, onder de daarbij gestelde voorwaarden en beperkingen.
2.Indien aanspraak op vrijstelling van rechten bij invoer bestaat of zou bestaan ter zake van de wederinvoer van een personenauto, een motorrijwiel of een bestelauto, wordt de vrijstelling slechts verleend indien wordt aangetoond dat de belasting vóór de overbrenging naar het buitenland daadwerkelijk is betaald en niet ter zake van de overbrenging naar het buitenland is teruggegeven.
3.Indien voor de in het eerste lid bedoelde personenauto’s, motorrijwielen en bestelauto’s vrijstelling van rechten bij invoer wordt gevraagd overeenkomstig de daarvoor geldende bepalingen, dient de desbetreffende aanvraag tevens het verzoek om vrijstelling van belasting te bevatten. In andere gevallen is artikel 2, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.
4.In de gevallen waarin vrijstelling van belasting is verleend op de voet van het eerste lid, wordt, indien ingevolge de bepalingen op grond waarvan de vrijstelling van rechten bij invoer is verleend of zou worden verleend de rechten bij invoer verschuldigd is of zou worden, tevens de belasting verschuldigd.

Artikel XII van Besluit van 10 maart 2010, NR. DV 2010/76, Staatscourant 2010, 4089 wijzigt artikelen 1 en 8 Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992)

"In het eerste lid van artikel 8 van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt een methode aangereikt om de inkoopwaarde in Nederland op het moment van eerste ingebruikname te berekenen. Voorheen was de afschrijving het procentuele verschil tussen de consumentenprijs (de catalogusprijs vermeerderd met de BPM zelf) en de verkoopwaarde op het moment van betrekken in de heffing. Ingevolge twee arresten van de Hoge Raad (HR 10 juli 2009, LJN-nr. BJ2012[12], en HR 10 juli 2009, LJN-nr. BJ1971) is echter de inkoopwaarde het uitgangspunt bij de berekening van de afschrijving op een nieuw in de heffing betrokken gebruikt voertuig. Daarom zijn beide waarden aangepast. Per 1 januari 2010 is in artikel 10, tweede lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992[13] de som van de catalogusprijs en de belasting vervangen door de inkoopwaarde in Nederland op het moment van eerste ingebruikname van het voertuig.
Het wetsartikel voorziet erin dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop deze inkoopwaarde in Nederland kan worden vastgesteld. Dit is van belang omdat deze inkoopwaarde veelal niet bekend is. De aangereikte methode houdt in dat de som van de catalogusprijs en de belasting - op basis waarvan de afschrijving werd vastgesteld ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 zoals dat luidde vóór 1 januari 2010 - door middel van een berekening wordt verminderd. Deze berekening kent een deel dat onafhankelijk is van de catalogusprijs (vermindering van de som van de catalogusprijs en de belasting met € 500) en een procentueel deel (vermenigvuldiging van het resultaat met 0,88). Deze methode doet recht aan het waardeverschil in de praktijk, waar het verschil tussen verkoop- en inkoopwaarde feitelijk ook een vast en een variabel deel kent. Een vergelijking tussen modellen in diverse prijsklassen, van verschillende fabrikanten, in verschillende koerslijsten laat zien dat een vaste vermindering van € 500, in combinatie met een verlaging met 12% van de aldus verminderde catalogusprijs inclusief de belasting, over het algemeen leidt tot een realistische inkoopwaarde. In de praktijk wordt deze berekeningsmethode dan ook al vanaf 1 januari 2010 door de Belastingdienst geaccepteerd.
Ter illustratie kan het volgende voorbeeld van een uitwerking worden gegeven:
Een auto wordt geïmporteerd in Nederland. De som van de catalogusprijs en de belasting bedraagt € 15000. De inkoopwaarde in Nederland op het tijdstip van eerste ingebruikname kan als volgt worden berekend:
(€ 15 000 – € 500) x 0,88 = € 12 760.
Deze waarde wordt nu als volgt gebruikt om de afschrijving te berekenen.
De inkoopwaarde in Nederland op het tijdstip van de import bedraagt op basis van de gehanteerde koerslijst € 6000. De afschrijving is € 12 760 – € 6000 = € 6760. Uitgedrukt in procenten van de inkoopwaarde in Nederland op het tijdstip van eerste ingebruikname is dit 52,98%. De berekende BPM wordt met dit percentage verminderd."


Beleid

Zie Kaderbesluit bpm


Jurisprudentie

  • Conclusie A-G Kokott, d.d. 5-9-2013 bij Zaak C‑302/12[14]
  • Hoge Raad, 2 maart 2012, nr. 11/00785: Wettelijke bepaling over afschrijvingsgrondslag voor gebruikte auto’s in strijd met Europees recht.
  • Rb. Breda, 2-9-2009, LJN:BJ8782
  • Hoge Raad, Conclusie AG: Kwestie: is de heffing van het volledige bedrag aan bpm ingeval een inwoner van Nederland kortstondig voor privédoeleinden gebruik maakt van een auto met een niet-Nederlands kenteken in strijd met Europees recht?[15]
  • Hoge Raad: BPM is niet gelijk te stellen met een invoerrecht[16]
  • Rb. Breda stelt prejudiciële vragen: is het aan buitenlandse verhuurders in (voorlopig) rekening brengen van BPM een ongeoorloofde discriminatie?[17] en de uitspraak van HvJ EU, 29 september 2010, zaak C‑91/10
  • Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-12-2009:[18] Zaak over motorrijtuigenbelasting. "In het onderhavige geval is sprake van een wet die belasting heft vanwege het houden van een motorrijtuig (artikel 6 MRB), zonder met het werkelijke gebruik van de weg in Nederland rekening te houden. De rechter kan dit gebrek in de wet (vanuit Europees perspectief) niet opheffen. Het zo-even overwogene brengt mee dat de onderhavige naheffingsaanslag , wegens het ontbreken van een deugdelijke wettelijke grondslag voor de heffing van MRB in een geval als dit, moet worden vernietigd."
  • Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-04-2010[19]
  • Hoge Raad, 11 januari 2013, nr. 09/04395bis:[20] art. 39 EG; art. 1, lid 5, Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992. Art. 39 EG verzet zich niet tegen de heffing van BPM indien vanuit een andere lidstaat in het kader van een verhuizing een auto wordt meegebracht naar Nederland en die auto (mede) wordt gebruikt voor het rijden tussen de woonplaats in Nederland en de plaats van dienstbetrekking in Duitsland. Eindarrest HvJ U. Notermans-Boddenberg, 27 april 2012, C-114/11.
  • Conclusie A-G, 25-01-2011, CPG 10/00348[21]
  • Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-12-2010, nr. 09/00088[22], r.o. 4.3: "Indien de Inspecteur de hoogte van de op aangifte voldane belasting betwist kan hij de te weinig betaalde belasting op grond van het bepaalde in artikel 20 van de AWR naheffen. Er bestaat in het wettelijk systeem voor de Inspecteur geen ruimte om (reeds vóórdat de belasting op aangifte is voldaan) een correctie op de aangifte aan te brengen."
  • Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-01-2011, nr. 09/00556[23] en Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-01-2011, nr. 10/00246[24]:
"De (per 1 februari 2007 gewijzigde) Wet BPM voorziet niet in een heffing van BPM, waarbij vóór of ten tijde van de aanvang van het gebruik van de openbare weg in Nederland rekening wordt gehouden met de duur van de huurovereenkomst van het betrokken voertuig of met het gebruik ervan op het Nederlandse wegennet. De Inspecteur heeft bovendien betoogd dat dit ook uitvoeringstechnisch onhaalbaar is. Alsdan moet gelet op het arrest van de Hoge Raad van 14 november 2008, 40597bis, LJN: BG4211, de conclusie zijn dat de belastingrechter de naheffingsaanslag niet in overeenstemming kan brengen met eerder bedoeld gebruik of duur. Hieruit volgt dat in verband met schending van het communautaire evenredigheidsbeginsel de naheffingsaanslag moet worden vernietigd. Het is aan de wetgever om te voorzien in een heffing van de BPM, die strookt met het communautaire evenredigheidsbeginsel."
  • Rechtbank Breda, 02-05-2011, nr. 10/1264[25]:
Voor een beroep op de verhuisboedelvrijstelling is vereist dat de 'gewone verblijfplaats' gedurende ten minste twaalf opeenvolgende maanden buiten Nederland is geweest. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk maakt dat hij zijn normale verblijfplaats heeft verlegd van Nederland naar het VK. Hij is niet naar het VK gegaan om andere redenen dan het lopen van college of het bezoeken van een school.
  • Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14 juli 2011, nr. 10/00409[26]: De naheffingsaanslag moet worden vernietigd omdat deze in strijd is met het communautaire evenredigheidsbeginsel.
  • Hoge Raad, 16 december 2011, nr. 10/05075: Geen dubbele heffing van BPM ter zake van een en dezelfde personenauto
  • Hoge Raad, 6 april 2012, nr. 10/02689[27]: stelt prejudiciële vragen. Burger met Belgische nationaliteit woont zowel in België als in Nederland en werkt in Nederland; de auto met Belgisch kenteken wordt duurzaam in beide landen gebruikt. HvJ EU antwoordt in C-302/12.
  • HvJ EU, 26-4-2012, nrs C-578/10, C-579/10 en C-580/10 n.a.v. Hoge Raad, 12-11-2010, nrs. 09/01693, 08/04259, 08/04991.
  • Hoge Raad 25 april 2014: BPM bij dubbele woonplaats niet in strijd met EU-recht
  • Rechtbank Zeeland-West-Brabant 15 april 2015, nr. 12/970[28]
Belanghebbende is Nederlands ingezetene en heeft in 2011 een in Duitsland geregistreerde auto gehuurd. De Wet BPM bevatte in 2011 geen regeling voor verschuldigdheid van BPM bij tijdelijke invoer. Rechtbank: het ontbreken van een deugdelijke wettelijke heffingsgrondslag voor de heffing van BPM ter zake van (de aanvang van) het gebruik van de weg in Nederland met de auto kan niet worden “gerepareerd” door in de uitvoeringssfeer (besluit Staatssecretaris) te bepalen dat de ondeugdelijke elementen van de wet feitelijk buiten toepassing kunnen blijven (vergelijk HvJ EU, 25 mei 1982, nummer: C-96/81).


Voetnoten

  1. Formulier Aanvraag Vergunning vrijstelling bpm werkgever in PDF op Belastingdienst.nl
  2. Formulier Aanvraag Vergunning vrijstelling bpm werknemer in PDF op Belastingdienst.nl
  3. Formulier Aanvraag Vergunning vrijstelling bpm bij verhuizing in PDF op Belastingdienst.nl
  4. Bron: website Belastingdienst.
  5. Artikel 14a Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 op Overheid.nl
  6. Artikel 4a Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 op Overheid.nl
  7. Artikel 4b Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 op Overheid.nl
  8. Artikel 2 Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 op Overheid.nl
  9. Artikel 3 Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 op Overheid.nl
  10. Artikel 3a Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 op Overheid.nl
  11. Artikel 4 Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 op Overheid.nl
  12. HR 10 juli 2009 op rechtspraak.nl en Verwijzingsuitspraak Gerechtshof Arnhem, LJN: BN4420, 03-08-2010 n.a.v. HR 10 juli 2009
  13. Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 op Overheid.nl
  14. Conclusie Kokott 5-9-2013 op Curia
  15. Conclusies AG 04-09-2009, LJN:BK0355
  16. Hoge Raad, 5 februari 2010, nr. 08/02945
  17. Uitspraak Rb. Breda met prejudiciële vragen
  18. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-12-2009, nr. 07/00481
  19. Arrest op rechtspraak.nl
  20. Hoge Raad, 11 januari 2013, nr. 09/04395bis op LJN.nl
  21. Conclusie A-G, 25-01-2011, CPG 10/00348
  22. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-12-2010, nr. 09/00088 op LJN.nl
  23. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-01-2011, nr. 09/00556 op LJN.nl
  24. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-01-2011, nr. 10/00246 op LJN.nl
  25. Rechtbank Breda, 02-05-2011, nr. 10/1264 op LJN.nl
  26. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14 juli 2011, nr. 10/00409 op LJN.nl
  27. Hoge Raad, 6 april 2012, nr. 10/02689 op LJN.nl
  28. [Rechtbank Zeeland-West-Brabant 15 april 2015, nr. 12/970 Rechtbank Zeeland-West-Brabant 15 april 2015, nr. 12/970 op Rechtspraak.nl]