Attractiebeginsel

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Definitie:

Het attractiebeginsel houdt in dat alle beroepsinkomsten die door de vennootschap toegekend worden aan haar bedrijfsleider, fiscaal aangemerkt worden als bezoldigingen van een bedrijfsleider en dus ook dienovereenkomstig worden belast.[1]

Het attractiebeginsel kwalificeert alle beloningen die een bestuurder ontvangt als bestuurdersbeloning, ongeacht of de beloning wordt genoten in de hoedanigheid van bestuurder of in een andere hoedanigheid. De beloningen worden gekwalificeerd als bestuurdersbeloning, maar het zijn geen bestuurdersbeloningen.

Fictie

Het attractiebeginsel is geen 'beginsel', maar een 'fictie'. In strijd met de werkelijkheid krijgt een feitelijke toestand, via wet- en regelgeving, een ander etiket opgeplakt.


In Nederlandse parlementaire behandeling

Kamerstukken II, 28259, nr. 6, Nota naar aanleiding van het verslag[2]

"De leden van de VVD-fractie merken op dat voor bestuurders momenteel het attractiebeginsel geldt, terwijl het nieuwe verdrag een hoedanigheidsvereiste hanteert. Deze leden vragen welke gevolgen dit heeft wanneer een dubbel mandaat wordt uitgeoefend.
In de Belgische nationale wetgeving geldt voor bestuurdersbeloningen het attractiebeginsel. Volgens dit beginsel worden alle inkomsten die een bestuurder van een vennootschap ontvangt, aangemerkt als bestuurdersbeloningen, zelfs als het gaat om inkomsten die hij ontvangt in de hoedanigheid van zelfstandige, werknemer of gepensioneerde. De achtergrond van dit beginsel is een meervoudige forfaitaire kostenaftrek (namelijk per inkomenscategorie) te voorkomen. Voor pensioenen is aanstonds duidelijk dat het attractiebeginsel onder het Verdrag 2001 niet geldt. Voorts geldt dit beginsel onder het Verdrag 2001 niet wanneer de bestuurder een dubbel mandaat uitoefent. In dat geval zal de beloning die in de hoedanigheid van bestuurder wordt verkregen, worden beheerst door artikel 16 en de beloning die in de hoedanigheid van werknemer wordt verkregen door artikel 15. Voor een directeur/grootaandeelhouder zal hierdoor de bestaande praktijk niet wijzigen. In zijn situatie is immers niet goed denkbaar dat hij werkzaamheden verricht waarvan de beloningen onder de werking van artikel 15 zouden vallen."


Zie ook


  • Scriptie "Houdbaarheid van de toepassing van het attractiebeginsel door Nederland in internationaal verband", S.P.M. Leijten, UvT.[3]


Voetnoten