Artikel 69 Zorgverzekeringswet

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Wettekst

[1]

1. In het buitenland wonende personen die met toepassing van een Verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen dan wel toepassing van zodanige verordening krachtens de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of een verdrag inzake sociale zekerheid in geval van behoefte aan zorg recht hebben op zorg of vergoeding van de kosten daarvan, zoals voorzien in de wetgeving over de verzekering voor zorg van hun woonland, melden zich, tenzij zij op grond van deze wet verzekeringsplichtig zijn, bij het College zorgverzekeringen aan.

2. De in het eerste lid bedoelde personen zijn een bij ministeriële regeling te bepalen bijdrage verschuldigd, die voor een bij die regeling te bepalen gedeelte, voor de toepassing van de Wet op de zorgtoeslag als premie voor een zorgverzekering wordt beschouwd.

3. Indien de melding niet is geschied binnen vier maanden nadat het recht, bedoeld in het eerste lid, is ontstaan, legt het College zorgverzekeringen degene die de melding had moeten doen een bestuurlijke boete op, die gelijk is aan 130% van een bij ministeriële regeling te bepalen gedeelte van de bijdrage, bedoeld in het tweede lid, over een periode gelijk aan de periode gelegen tussen de dag waarop het recht ontstond en de dag waarop de melding is geschied, maar met een maximum van vijf jaren.

4. Het College zorgverzekeringen is belast met de administratie, voortvloeiend uit het eerste lid en de daar genoemde internationale regels, alsmede met het nemen van beschikkingen over de heffing en de inning van de bijdrage, bedoeld in het tweede lid.

5. Indien tegen een door het College zorgverzekeringen op grond van dit artikel genomen beschikking bezwaar wordt gemaakt:

a. kan dat college, in afwijking van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht, van het horen van een belanghebbende afzien, tenzij deze binnen een door het college gestelde, redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord;
b. beslist dat college, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, binnen dertien weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.

6. Het College zorgverzekeringen gebruikt voor de uitvoering van dit artikel het burgerservicenummer of, bij ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer van de in het eerste lid bedoelde personen.

7. Bij ministeriële regeling:

a. kan worden bepaald dat organen die pensioen of rente verschuldigd zijn in opdracht van het College zorgverzekeringen werkzaamheden verrichten ter voorbereiding of uitvoering van beschikkingen als bedoeld in het vierde lid, waarbij kan worden bepaald dat die organen de bijdragen, bedoeld in het tweede lid, op het pensioen of de rente inhouden en aan het Zorgverzekeringsfonds afdragen;
b. kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop het College zorgverzekeringen zijn taak, bedoeld in het vierde lid, uitoefent of de organen, bedoeld in onderdeel a, de in dat onderdeel bedoelde werkzaamheden uitvoeren.


Aantekeningen


Jurisprudentie

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-07-2014, nr. 13/00709[2]: Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het op grond van art. 69 ZVW verschuldigde AWBZ-deel van de bijdrage geen AWBZ-premie is. Dit deel is dus niet als voorheffing verrekenbaar met zijn IB-aanslag.


Voetnoten