Artikel 20 DBV

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Verdragstekst

Artikel 20. Leraren en studenten

1. Beloningen, van welke aard ook, van hoogleraren en andere leden van het onderwijzend personeel, die inwoner zijn van een verdragsluitende Staat en in de andere verdragsluitende Staat verblijven om aldaar aan een universiteit of een andere officieel erkende onderwijsinrichting, onderwijs te geven of zich met wetenschappelijk onderzoek bezig te houden, zijn in die andere Staat vrijgesteld van belasting gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar vanaf de datum van de feitelijke aanvang van die functie door die personen in de andere Staat.

2. Paragraaf 1 is niet van toepassing op inkomsten uit het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, indien dit onderzoek niet wordt verricht in het algemeen belang, maar in de eerste plaats voor het persoonlijke nut van een bepaalde persoon of bepaalde personen.

3. Bedragen die een student of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon die inwoner is, of onmiddellijk vóór zijn bezoek aan een verdragsluitende Staat inwoner was, van de andere verdragsluitende Staat en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in de eerstbedoelde Staat verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, zijn in die Staat niet belastbaar, op voorwaarde dat die bedragen afkomstig zijn uit bronnen buiten die Staat.


Gezamenlijke artikelsgewijze toelichting

Leraren en studenten (artikel 20)

In paragraaf 1 is bepaald dat beloningen, van welke aard ook, die inwoners van een verdragsluitende Staat in hun hoedanigheid van hoogleraar of ander lid van het onderwijzend personeel verkrijgen ter zake van het geven van onderwijs of het verrichten van wetenschappelijk onderzoek aan een in de andere verdragsluitende Staat gevestigde universiteit of andere officieel erkende onderwijsinstelling, in die andere Staat gedurende een periode van ten hoogste twee jaar zijn vrijgesteld van belastingheffing en uitsluitend zijn onderworpen aan de belastingheffing van de eerstbedoelde Staat. De periode van twee jaar begint te lopen vanaf de datum waarop de onderwijs- of onderzoeksfunctie in de andere verdragsluitende Staat feitelijk een aanvang neemt; de datum waarop met het oog op de onderwijs- of onderzoeksfunctie het verblijf van de hoogleraar of ander lid van het onderwijzend personeel in de andere verdragsluitende Staat een aanvang neemt is derhalve niet van belang. Wanneer de duur van deze functie twee jaar overschrijdt, is de andere verdragsluitende Staat met ingang van het derde jaar overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 en 19, naar gelang het geval, heffingsbevoegd met betrekking tot de desbetreffende beloningen.

De bepalingen van paragraaf 1 vinden ingevolge paragraaf 2 geen toepassing met betrekking tot beloningen voor wetenschappelijk onderzoek dat niet wordt verricht in het algemeen belang, maar in de eerste plaats voor het persoonlijke nut van een bepaalde persoon of bepaalde personen.

Wanneer een student of een persoon die voor een beroep of bedrijf in opleiding is, uitsluitend voor zijn studie of opleiding in een verdragsluitende Staat verblijft, zijn de bedragen die hij ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding ontvangt ingevolge paragraaf 3 en overeenkomstig het OESO Modelverdrag 1992/1997, in die Staat vrijgesteld van belastingheffing op voorwaarde dat die bedragen afkomstig zijn uit bronnen buiten die Staat. Voorts geldt als voorwaarde voor toepassing van deze bepaling dat de student of voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon inwoner is van de andere verdragsluitende Staat, dan wel onmiddellijk voorafgaande aan zijn bezoek aan de verdragsluitende Staat waar hij zijn studie of opleiding volgt, inwoner van de andere verdragsluitende Staat was.


Aantekeningen