Regeling van 5 maart 2018

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten van België en Nederland met betrekking tot de toepassing van artikel 18 van het Verdrag[1][2]

Tekst regeling

Overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten van België en Nederland met betrekking tot de toepassing van artikel 18 van het Verdrag

De Staatssecretaris van Financiën deelt het volgende mede.

Op grond van artikel 28, paragraaf 3, van het op 5 juni 2001 te Luxemburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocollen, Trb. 2001,136 (hierna: het Verdrag), kunnen de bevoegde autoriteiten van Nederland en België overleg voeren om moeilijkheden of twijfelpunten over de uitleg of de toepassing van het Verdrag op te lossen. De bevoegde autoriteiten van Nederland en België hebben in dit kader overeenstemming bereikt over de toepassing van artikel 18 van het Verdrag over uit Nederland afkomstige aanvullende pensioenen van inwoners van België. Dit besluit bevat deze overeenstemming.

De Staatssecretaris van Financiën,

Namens deze,

De directeur Internationale Zaken en Verbruiksbelastingen


1. Inleiding

Op grond van artikel 28, paragraaf 3, van het op 5 juni 2001 te Luxemburg tot stand gekomen bilaterale belastingverdrag ( Trb. 2001,136) (BS, 20 december 2002) (hierna: het Verdrag) kunnen de bevoegde autoriteiten van Nederland en België overleg voeren om moeilijkheden of twijfelpunten over de uitleg of de toepassing van het Verdrag op te lossen. Nederland en België hebben in dit kader overeenstemming bereikt over de toepassing van artikel 18 van het Verdrag over uit Nederland afkomstige aanvullende pensioenen van inwoners van België.


2. Artikel 18 van het Verdrag

In artikel 18 van het Verdrag is de verdeling van heffingsrechten over pensioenen, lijfrenten en sociale zekerheidsuitkeringen vastgelegd. Op grond van paragraaf 1 van dat artikel is het heffingsrecht over die inkomstenbestanddelen toegewezen aan de woonstaat van een belastingplichtige. Paragraaf 2 bepaalt vervolgens onder welke omstandigheden het heffingsrecht over die inkomstenbestanddelen ook aan de bronstaat toekomt. Aanvullende pensioenen1 die in het verleden in de bronstaat, kort gezegd, voor fiscale faciliëring in aanmerking zijn gekomen en die in de woonstaat niet tegen het algemeen van toepassing zijnde belastingtarief voor inkomsten verkregen uit niet zelfstandige arbeid worden belast, dan wel het brutobedrag van het pensioen voor minder dan 90% in de heffing worden betrokken, mogen op grond van die bepaling ook in de bronstaat worden belast. Dit geldt alleen indien het totale brutobedrag van de uit de bronstaat afkomstige inkomensbestanddelen, die op grond van voornoemde voorwaarden in de bronstaat zouden mogen worden belast, in een kalenderjaar hoger is dan € 25 000. Indien het heffingsrecht op grond van het voorgaande ook aan de bronstaat toekomt, verleent de woonstaat ter voorkoming van dubbele belasting een vrijstelling met progressievoorbehoud.

Naar aanleiding van een aantal uitspraken van Belgische rechters is onduidelijkheid ontstaan over de vraag of uit Nederland afkomstige aanvullende pensioenen betaald aan inwoners van België wel tegen het algemeen van toepassing zijnde belastingtarief kunnen worden belast in België. Daarnaast zijn er indicaties dat er inwoners van België zijn met een uit Nederland afkomstig aanvullend pensioen die in de afgelopen jaren in geen van beide landen belasting hebben betaald. Naar aanleiding hiervan zijn België en Nederland overeengekomen in welke gevallen bij uit Nederland afkomstige aanvullende pensioenen al dan niet aan de voorwaarde van artikel 18, paragraaf 2, subparagraaf b van het Verdrag is voldaan. Daarbij moet worden vastgesteld of er in België feitelijk volledig belasting is geheven.2 Nederland treedt terug als in België feitelijk volledig belasting is geheven over het uit Nederland afkomstige aanvullende pensioen. Mocht later blijken dat deze belastingheffing in België niet definitief tot stand zal komen, kan Nederland alsnog overgaan tot belastingheffing. In ieder geval kan Nederland indien een beroepsprocedure in België aanhangig wordt gemaakt alsnog overgaan tot belastingheffing. Nederland treedt definitief terug als in België onherroepelijk vaststaat dat feitelijk volledig belasting is geheven over het uit Nederland afkomstige aanvullende pensioen.

Bij de beoordeling van de vraag of het uit een bronstaat afkomstige aanvullende pensioen voor zover die in de bronstaat voor fiscale faciliëring in aanmerking zijn gekomen, volledig belast werd, wordt gekeken naar het totale bruto aanvullende pensioen in een kalenderjaar. Indien het totale bruto aanvullende pensioen niet tegen het progressieve tarief belast wordt, dan wel het brutobedrag voor minder dan 90% in de belastingheffing wordt betrokken in de woonstaat, mag de bronstaat over het totale brutobedrag heffen.


3. Informatie-uitwisseling

Artikel 29 van het Verdrag bevat bepalingen over de uitwisseling van informatie die relevant kan zijn voor de uitvoering van de bepalingen in het Verdrag of de tenuitvoerlegging van de nationale belastingwetgeving die niet in strijd is met het Verdrag. Nederland en België hebben specifieke afspraken over informatie-uitwisseling gemaakt om uitvoering te kunnen geven aan het onder punt 2 genoemde.

Voor inwoners van België die in het inkomstenjaar (Nederland: belastingjaar) 2016 een aanvullend pensioen hebben ontvangen als bedoeld in artikel 18, paragraaf 1, subparagraaf a, uit Nederland dat meer bedraagt dan bruto € 25 000 in een kalenderjaar, levert België informatie aan over het feit of het aanvullende pensioen van deze inwoners al dan niet volledig belast werd in België. Deze informatie over het inkomstenjaar 2016 (Nederland: belastingjaar) wordt door België op uiterlijk 1 juli 2018 aan Nederland geleverd. België geeft daarbij voorrang aan de groep inwoners waarvoor in Nederland in 2018 loonbelasting wordt ingehouden en die informatie werd bij ondertekening van deze overeenkomst al aangeleverd.

Vanaf het inkomstenjaar (Nederland: belastingjaar) 2017 bezorgt België over ieder inkomstenjaar (Nederland: belastingjaar) aan Nederland informatie over het feit of het aanvullende pensioen van inwoners van België, hoger dan € 25 000 en afkomstig uit Nederland al dan niet volledig belast werd in België. Daartoe levert Nederland jaarlijks een lijst aan van inwoners van België met een uit Nederland afkomstig aanvullend pensioen hoger dan bruto € 25 000. België levert de informatie over een inkomstenjaar (Nederland: belastingjaar) uiterlijk binnen anderhalf jaar na afloop van dat inkomstenjaar (Nederland: belastingjaar) aan.

België zal elk inkomstenjaar een overzicht geven van inwoners van België die hun zaak betreffende een aanvullend pensioen afkomstig uit Nederland voor de rechtbank aanhangig hebben gemaakt. Verder zal België Nederland spontaan informeren over gevallen waarin een eerder gerapporteerde heffing geheel of gedeeltelijk ongedaan wordt gemaakt.


4. Opzegging

Iedere bevoegde autoriteit kan deze in onderling overleg vastgestelde regeling schriftelijk opzeggen. Deze opzegging wordt van kracht op de laatste dag van het kalenderjaar waarin de schriftelijke opzegging is gedaan.


5 maart 2018, Brussel


Voor Nederland
M. Snel
Staatssecretaris van Financiën
Voor België
J. van Overtveldt
Minister van Financiën


Voetnoten

  1. Regeling in Staatscourant 2018, 17744
  2. Belgisch Staatsblad, 23 maart 2018