'''Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17 december 2010, nr. 10/00014'''<ref>[www.ljn.nl/BQ0398 Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17 december 2010, nr. 10/00014 op LJN.nl]</ref>  
+
'''Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17 december 2010, nr. 10/00014'''<ref>[http://www.ljn.nl/BQ0398 Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17 december 2010, nr. 10/00014 op LJN.nl]</ref>  
    
== Inhoudsindicatie ==
 
== Inhoudsindicatie ==
 
4.3. In hoger beroep doet belanghebbende een beroep op de uitspraak van de Rechtbank 's Gravenhage van 24 februari 2010, AWB 08/6827, doch naar het oordeel van het Hof tevergeefs. Die casus betrof immers de afwaardering van een vordering als negatief resultaat uit overige werkzaamheden onder het Belastingverdrag Nederland-België uit 1970 (hierna: het oude Verdrag), terwijl hier aan de orde zijn rente-inkomsten onder het nieuwe belastingverdrag Nederland-België (hierna: het nieuwe Verdrag).
 
4.3. In hoger beroep doet belanghebbende een beroep op de uitspraak van de Rechtbank 's Gravenhage van 24 februari 2010, AWB 08/6827, doch naar het oordeel van het Hof tevergeefs. Die casus betrof immers de afwaardering van een vordering als negatief resultaat uit overige werkzaamheden onder het Belastingverdrag Nederland-België uit 1970 (hierna: het oude Verdrag), terwijl hier aan de orde zijn rente-inkomsten onder het nieuwe belastingverdrag Nederland-België (hierna: het nieuwe Verdrag).
   −
4.4. Voor zover belanghebbende stelt dat de rente-inkomsten naar nationaal recht onder de Wet IB 2001 als terbeschikkingstelling worden belast en dat daarom sprake is van een herkwalificatie van die inkomsten, kan het Hof haar in die stelling niet volgen. De rente-inkomsten mochten onder het oude Verdrag als interest in Nederland worden belast onder artikel 11 van dat verdrag en mogen onder het nieuwe Verdrag eveneens als interest worden belast in Nederland op grond van artikel 11 van dat verdrag. Van herkwalificatie is geen sprake. Zoals de Inspecteur het ter zitting van het Hof verwoordde: "Het was interest onder het oude Verdrag en het blijft interest onder het nieuwe Verdrag".
+
4.4. Voor zover belanghebbende stelt dat de rente-inkomsten naar nationaal recht onder de Wet IB 2001 als terbeschikkingstelling worden belast en dat daarom sprake is van een herkwalificatie van die inkomsten, kan het Hof haar in die stelling niet volgen. De rente-inkomsten mochten onder het oude Verdrag als interest in Nederland worden belast onder artikel 11 van dat verdrag en mogen onder het nieuwe Verdrag eveneens als interest worden belast in Nederland op grond van [[artikel 11 DBV|artikel 11]] van dat verdrag. Van herkwalificatie is geen sprake. Zoals de Inspecteur het ter zitting van het Hof verwoordde: "Het was interest onder het oude Verdrag en het blijft interest onder het nieuwe Verdrag".
   −
Dat Nederland naar nationaal recht de rente-inkomsten onder artikel 3.92 Wet IB 2001 belast als resultaat uit overige werkzaamheden, maakt van die inkomsten geen ander soort inkomen voor de toepassing van het oude of nieuwe Verdrag. Nederland mag immers deze interest overeenkomstig haar wetgeving belasten, aldus § 2 van artikel 11 van het nieuwe Verdrag.
+
Dat Nederland naar nationaal recht de rente-inkomsten onder artikel 3.92 Wet IB 2001 belast als resultaat uit overige werkzaamheden, maakt van die inkomsten geen ander soort inkomen voor de toepassing van het oude of nieuwe Verdrag. Nederland mag immers deze interest overeenkomstig haar wetgeving belasten, aldus § 2 van [[artikel 11 DBV|artikel 11]] van het nieuwe Verdrag.
   −
4.5. In hoger beroep herhaalt belanghebbende haar grief dat het arrest BNB 1996/271 hier toepassing mist omdat in dat arrest sprake was van inkomsten die onder hetzelfde verdragsartikel vielen, terwijl het in haar geval gaat om inkomsten die onder twee verschillende verdragsartikelen vallen. Ook die grief faalt. Het Hof verwijst naar zijn uitspraak van 20 juni 2003, nr. 02/1612, na cassatie gepubliceerd onder het arrest van de Hoge Raad van 13 januari 2006, nr. 40 417, BNB 2006/218, waarin het Hof overweegt:
+
4.5. In hoger beroep herhaalt belanghebbende haar grief dat het arrest BNB 1996/271 hier toepassing mist omdat in dat arrest sprake was van inkomsten die onder hetzelfde verdragsartikel vielen, terwijl het in haar geval gaat om inkomsten die onder twee verschillende verdragsartikelen vallen. Ook die grief faalt. Het Hof verwijst naar zijn uitspraak van 20 juni 2003, nr. 02/1612, na cassatie gepubliceerd onder het arrest van de [[Hoge Raad, 13 januari 2006, nr. 40.417|Hoge Raad van 13 januari 2006, nr. 40 417]], BNB 2006/218, waarin het Hof overweegt:
    
:"4.1. Mede gelet op het arrest van de Hoge Raad van 27 maart 1996, nr. 30 727, BNB 1996/271, is het Hof van oordeel dat artikel 11, § 2, van het Verdrag, op grond waarvan Nederland tot tien procent mag heffen van het bedrag van de in 2.2 bedoelde (bruto) rente-inkomsten, zich er niet tegen verzet dat Nederland deze rente-inkomsten in aanmerking neemt (zij het voor hun netto bedrag, dat wil zeggen na toepassing van de rentevrijstelling) bij de berekening van de inkomstenbelasting over de overige bestanddelen van belanghebbendes belastbare inkomen door de belasting over deze bestanddelen te stellen op een evenredig deel van de over het gehele belastbare inkomen berekende inkomstenbelasting. Daaraan doet niet af de omstandigheid dat belanghebbende voor de inkomstenbelasting niet kan worden aangemerkt als een buitenlandse belastingplichtige, maar - als gevolg van de in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) opgenomen woonplaatsfictie - als een binnenlandse belastingplichtige. Deze omstandigheid staat immers los van de afbakening van de heffingsbevoegdheid tussen België en Nederland zoals die voortvloeit uit het Verdrag, voor de toepassing waarvan belanghebbende wordt geacht inwoner van België te zijn.".
 
:"4.1. Mede gelet op het arrest van de Hoge Raad van 27 maart 1996, nr. 30 727, BNB 1996/271, is het Hof van oordeel dat artikel 11, § 2, van het Verdrag, op grond waarvan Nederland tot tien procent mag heffen van het bedrag van de in 2.2 bedoelde (bruto) rente-inkomsten, zich er niet tegen verzet dat Nederland deze rente-inkomsten in aanmerking neemt (zij het voor hun netto bedrag, dat wil zeggen na toepassing van de rentevrijstelling) bij de berekening van de inkomstenbelasting over de overige bestanddelen van belanghebbendes belastbare inkomen door de belasting over deze bestanddelen te stellen op een evenredig deel van de over het gehele belastbare inkomen berekende inkomstenbelasting. Daaraan doet niet af de omstandigheid dat belanghebbende voor de inkomstenbelasting niet kan worden aangemerkt als een buitenlandse belastingplichtige, maar - als gevolg van de in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) opgenomen woonplaatsfictie - als een binnenlandse belastingplichtige. Deze omstandigheid staat immers los van de afbakening van de heffingsbevoegdheid tussen België en Nederland zoals die voortvloeit uit het Verdrag, voor de toepassing waarvan belanghebbende wordt geacht inwoner van België te zijn.".
 
4.6. Voor zover belanghebbende in hoger beroep haar grief herhaalt dat geen sprake is van een aanmerkelijk belang in de zin van de Wet IB 2001, verwijst het Hof naar artikel 7.2, jo. artikel 3.92 jo. Hoofdstuk 4 van de Wet IB 2001.
 
4.6. Voor zover belanghebbende in hoger beroep haar grief herhaalt dat geen sprake is van een aanmerkelijk belang in de zin van de Wet IB 2001, verwijst het Hof naar artikel 7.2, jo. artikel 3.92 jo. Hoofdstuk 4 van de Wet IB 2001.
   Exception encountered, of type "Error"