Bewijslast

Uit NeBelEx Wiki
Versie door Eric Hoepelman (Overleg | bijdragen) op 17 mei 2018 om 11:59

(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Nederland

Belastingrecht

Zie over verdeling van de bewijslast nader:

  • F.J.P.M. Haas en D.N.N. Jansen, Bewijs in belastingzaken, TFB 2009, afl. 2-4; en
  • R.J. Koopman, Bewijslast in belastingzaken, Fiscale Monografieën 78, 1996, Kluwer, Deventer.


Zie voor een praktisch overzicht:

  • Onderdeel 6 Conclusie A-G bij Hoge Raad, 3 februari 2012, nr. 10/05383
  • Onderdeel 3.3 van arrest van Hoge Raad 30 oktober 2009, nr. 07/10513[1], alsook Bijlage bij Conclusie A-G IJzerman bij het arrest over omkering en verzwaring van de bewijslast.


Woonplaats

Rechtbank Haarlem, 21 oktober 2011, AWB 10/1911, 11/3007, 11/3008 & 11/3009
De inspecteur zal eerst zijn vermoeden dat iemand inwoner van Nederland was, aannemelijk moeten maken en,
zo er sprake was van binnenlandse belastingplicht de door inspecteur veronderstelde inkomsten zijn genoten en
of deze dienen te worden aangemerkt als winst uit onderneming dan wel resultaat uit overige werkzaamheden.
Indien binnenlandse belastingplicht van iemand niet aanwezig wordt geacht, zal inspecteur de buitenlandse belastingplicht van iemand aannemelijk moeten maken.


Gerechtshof Amsterdam, 14-11-2013, nrs. 13/00153, 13/00154, 13/00155, 13/00156, 13/00157[2], r.o. 4.8.4.
"Naar het oordeel van het Hof heeft de inspecteur onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan (een vermoeden) aannemelijk is te achten dat belanghebbende vóór november 2008 in Nederland woonachtig was."


Belastingverminderende omstandigheid: aan buitenlandse vermogensbestanddelen toe te rekenen financiering

Gerechtshof Amsterdam, 11 oktober 2012, nr. 11/00712
"De bewijslast van de omvang van de te verlenen aftrek elders belast en derhalve van de aan de buitenlandse vermogensbestanddelen toe te rekenen financiering is door de rechtbank terecht bij belanghebbende gelegd, nu het hier een belastingverminderende omstandigheid betreft." (r.o.4.4)


Nederlands inkomen

Rechtbank 's-Gravenhage, 26 januari 2012, nr. AWB 10/8737, r.o. 4.3
"Vast staat dat (...) de vennootschap aan eiseres over het jaar 2006 loon heeft uitbetaald, waarop de vennootschap in Nederland loonheffing heeft ingehouden en afgedragen en
dat eiseres dit loon in haar aangifte heeft aangegeven.
Voorts staat vast dat de vennootschap ook in het jaar 2005 loon aan eiseres heeft uitbetaald, waarop in Nederland loonheffing is ingehouden en afgedragen.
Verweerder kon hieraan dan ook redelijkerwijs het vermoeden ontlenen dat eiseres in Nederland belastingplichtig was, te meer daar zij ook bestuurder was van de vennootschap.
Nu eiseres zich, voor het eerst in de bezwaarfase, op het standpunt heeft gesteld dat zij niet in Nederland belastingplichtig is, omdat, naar de rechtbank begrijpt, het door haar genoten loon van de vennootschap geheel dan wel gedeeltelijk betrekking heeft op in België verrichte (beroeps)werkzaamheden, brengt een redelijke verdeling van de bewijslast mee dat eiseres dit aannemelijk maakt."


Gerechtshof Amsterdam, 14-11-2013, nrs. 13/00153, 13/00154, 13/00155, 13/00156, 13/00157[3], r.o. 4.9.3.
"Naar het oordeel van het Hof dient de inspecteur aannemelijk te maken dat belanghebbende in de jaren 2007 – 2009 als buitenlands belastingplichtige Nederlands inkomen heeft genoten."


Arbeid in dienstbetrekking in NL

"Nu belanghebbende onweersproken stelt werkzaam te zijn (...) buiten Nederland (...), ligt het op de weg van de inspecteur om - indien hij van mening is dat belanghebbendes loon toch in de heffing van Nederlandse inkomstenbelasting kan worden betrokken - aannemelijk te maken dat een deel van belanghebbendes werkzaamheden (...) in Nederland werden verricht." (Rechtbank Breda, 19 augustus 2009, nr. 08/05040, r.o. 2.7.)


183-dagenregeling

Op belastingplichtige rust de bewijslast dat hij minder dan 183 dagen verbleef in bronstaat.

  • "Anders dan belanghebbende meent rust, gelet op een redelijke bewijslastverdeling, op hem de bewijslast dat aan de 183-regel wordt voldaan." (Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 9 oktober 2014, nr. 12/00649)
  • "4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat de bewijslast voor de stelling dat is voldaan aan de in artikel 15, paragraaf 2, onderdeel a, van het Verdrag opgenomen eis, dat belanghebbende in het jaar 2009 niet op meer dan 183 dagen in Nederland heeft verbleven, op belanghebbende rust. Het Hof zal partijen daarin, gelet op de tekst van de onder 4.2 vermelde verdragsbepaling, volgen." (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10 april 2018, nr. 17/00787)


Sociale zekerheid

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19 november 2003, nr. 02/05063
  • Degene die zich beroept op een van de normale gang van zaken afwijkende toestand, moet aannemelijk maken dat die uitzonderlijke situatie zich heeft voorgedaan[4]
  • Degene die zich beroept op toepassing van voorschriften ter voorkoming van dubbele belasting, moet de feiten aannemelijk maken die zouden moeten leiden tot vermindering van belasting[5]
  • Op de partij, voor wie het onder de gegeven omstandigheden het minst bezwaarlijk is om te worden belast met het bewijs van haar stelling, rust de bewijslast van die stelling[6]
  • Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt met zich dat verzoeker zijn stelling dat hij (...) een deel van zijn werkzaamheden (...) op het grondgebied van België verrichtte en dat het door hem (...) genoten loon uitsluitend de beloning voor die werkzaamheden vormt (hierna: zijn stelling), tegenover de betwisting daarvan door de Inspecteur aannemelijk dient te maken. Niet alleen is het eenvoudiger om aannemelijk te maken dat iemand wèl ergens werkzaamheden verricht dan dat iemand niet ergens werkzaamheden verricht, maar ook - en vooral - is verzoeker uiteraard het beste in staat om bewijs bij te brengen omtrent zijn stelling.


Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 4 mei 2011, nr. 10/00763
"De Inspecteur dient de feiten en omstandigheden waarop de aanslag [auteur: premieheffing] berust, te stellen en, bij betwisting door belanghebbende, aannemelijk te maken."


Gerechtshof Den Haag, 16 april 2014, nr. 13/00679
Het thuis bereikbaar zijn voor klanten kan voldoende (vermoeden) zijn om te concluderen dat in woonland (substantieel) werkzaamheden zijn verricht.


België

Belastingrecht

Belastingverdrag: Verdeling heffingsbevoegdheid en Voorkoming van dubbele belasting

Hof van Beroep Antwerpen, 17 december 2013, nr. 2012/AR/2903, onderdeel 2.2.2.
  • "Vooreerst dient opgemerkt te worden (...) dat indien het Wetboek van Inkomstenbelastingen 92 bepaalde inkomsten (...) belastbaar stelt, (...) het aan laatstgenoemde toekomt aan te tonen dat België krachtens een door haar afgesloten dubbelbelastingverdrag niet tot effectieve heffing kan overgaan doch integendeel voorkoming van dubbele belasting dient te verlenen op de wijze zoals vermeld in het betrokken dubbelbelastingverdrag."
  • "Nu vaststaat dat in casu artikel 15 B-Nl DBV toegepast dient te worden, komt het aan eiser (...) toe het bewijs te leveren dat aan de voorwaarden van voornoemd artikel voldaan is om belastingheffing aan Nederland toe te wijzen."
  • "In eerste instantie dient krachtens artikel 15 § 1 B-Nl DBV door eiser (...) die in België om voorkoming van dubbele belasting verzoekt, aangetoond te worden dat er wel degelijk arbeid (...) in Nederland werd uitgeoefend en hoeveel werkdagen aldus in Nederland werden uitgeoefend. Het Hof stelt vast dat eiser (...) in concreto geen gedetailleerde en derhalve overtuigende bewijzen aanbrengt. "


Voetnoten