Besluit nr. A1: verschil tussen versies

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken
 
Regel 131: Regel 131:
  
 
* [[A-Rosa Flussschiff]]: Is een afgegeven 'besluit' bindend, zolang zij niet is ingetrokken of ongeldig verklaard door de autoriteiten van de lidstaat van afgifte?
 
* [[A-Rosa Flussschiff]]: Is een afgegeven 'besluit' bindend, zolang zij niet is ingetrokken of ongeldig verklaard door de autoriteiten van de lidstaat van afgifte?
 +
* [[Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19 april 2018, nr. 16/03715]]: kunnen al wel socialezekerheidsbijdragen worden geheven als de A1-verklaring nog niet onherroepelijk is?
  
 
{{appendix}}
 
{{appendix}}
 
[[Categorie:Besluit AC]]
 
[[Categorie:Besluit AC]]

Huidige versie van 16 mei 2018 om 21:37

Tekst van de regeling

Besluit nr. A1[1]

van 12 juni 2009

betreffende de instelling van een dialoog- en bemiddelingsprocedure met betrekking tot de geldigheid van documenten, het bepalen van de toepasselijke wetgeving en het verlenen van prestaties uit hoofde van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad


(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)

2010/C 106/01


DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels[2], op grond waarvan de Administratieve Commissie tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels[3] te behandelen,

Gelet op artikel 76, lid 3, lid 4, tweede alinea, en lid 6, van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de verplichtingen tot samenwerking van de bevoegde autoriteiten en organen van de lidstaten, om een correcte toepassing van de verordeningen te waarborgen,

Gelet op artikel 5 van Verordening (EG) nr. 987/2009 betreffende de rechtsgeldigheid van in een andere lidstaat afgegeven documenten en bewijsstukken betreffende de situatie van een persoon,

Gelet op artikel 6 van Verordening (EG) nr. 987/2009 betreffende de voorlopige toepassing van wetgeving en de voorlopige toekenning van uitkeringen in gevallen waar tussen de organen van twee of meer lidstaten een meningsverschil bestaat over de vaststelling van de toepasselijke wetgeving,

Gelet op artikel 16 van Verordening (EG) nr. 987/2009 betreffende de invoering van een procedure voor de toepassing van artikel 13 van Verordening (EG) nr. 883/2004,

Gelet op artikel 60 van Verordening (EG) nr. 987/2009 betreffende de invoering van een procedure voor de toepassing van artikel 68 van Verordening (EG) nr. 883/2004,


Overwegende hetgeen volgt:

(1) Een van de sleutelfactoren voor het efficiënt functioneren van de communautaire regels betreffende de coördinatie van nationale socialezekerheidsstelsels, is nauwe en efficiënte samenwerking tussen de autoriteiten en organen van de verschillende lidstaten.
(2) Goede samenwerking in het kader van de verordeningen omvat onder andere de uitwisseling van informatie tussen autoriteiten en organen en personen, die gebaseerd dient te zijn op de beginselen van publieke dienstverlening, efficiëntie, actieve bijstand, snelle verstrekking en toegankelijkheid.
(3) Het is in het belang van zowel de organen en autoriteiten als van de betrokken personen dat alle informatie die nodig is voor het bepalen van de rechten en verplichtingen van de betrokkene, onverwijld verstrekt of uitgewisseld wordt.
(4) Het beginsel van loyale samenwerking, zoals vastgelegd in artikel 10 van het Verdrag, vereist ook dat organen de voor de toepassing van de verordeningen relevante feiten zorgvuldig en juist dienen vast te stellen. Bij twijfel omtrent de geldigheid van een document of over de juistheid van ondersteunend bewijs, of als er een meningsverschil bestaat tussen lidstaten met betrekking tot de vaststelling van de toepasselijke wetgeving of de vraag welk orgaan een uitkering dient te betalen, is het in het belang van de onder Verordening (EG) nr. 883/2004 vallende personen dat de organen of autoriteiten van de betrokken lidstaten binnen een redelijke termijn tot overeenstemming kunnen komen.
(5) De artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 987/2009 voorzien in een bemiddelingsprocedure voor dergelijke gevallen.
(6) Deze bepalingen vormen een bevestiging van en aanvulling op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen met betrekking tot Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad [PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2], waaronder een standaardprocedure is ontwikkeld voor het regelen van meningsverschillen tussen lidstaten betreffende de geldigheid van detacheringsverklaringen, die is vastgelegd in Besluit nr. 181 van de Administratieve Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers [PB L 329 van 14.12.2001, blz. 73].
(7) Zowel artikel 5 als artikel 6 van Verordening (EG) nr. 987/2009 voorzien in de mogelijkheid de zaak aan de Administratieve Commissie voor te leggen indien de betrokken organen of autoriteiten het niet eens kunnen worden.
(8) Artikel 16 van Verordening (EG) nr. 987/2009 bepaalt dat deze procedure ook dient te worden gevolgd bij een meningsverschil tussen organen of autoriteiten met betrekking tot de toepassing van artikel 13 van Verordening (EG) nr. 883/2004.
(9) Artikel 60 van Verordening (EG) nr. 987/2009 bevat een vergelijkbare verwijzing naar artikel 6 van deze verordening in geval van een meningsverschil over welke wetgeving prioritair van toepassing is bij de toekenning van gezinsuitkeringen.
(10) Deze bepalingen zijn gebaseerd op artikel 76, lid 6, van Verordening (EG) nr. 883/2004, dat bepaalt dat het orgaan van de bevoegde lidstaat of van de lidstaat van de woonplaats in geval van problemen bij de interpretatie en toepassing van die verordening contact op dient te nemen met de organen van de betrokken lidstaten, en dat de kwestie voorgelegd kan worden aan de Administratieve Commissie als binnen een redelijke termijn geen oplossing gevonden kan worden.
(11) De lidstaten hebben te kennen gegeven dat zij behoefte hebben aan een standaardprocedure die gevolgd dient te worden voordat een kwestie aan de Administratieve Commissie kan worden voorgelegd, en aan een nadere precisering van de rol van de Administratieve Commissie bij het oplossen van meningsverschillen tussen organen met betrekking tot de toepasselijke wetgeving.
(12) Verschillende bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten bevatten al dergelijke procedures. Deze overeenkomsten hebben als model gediend voor dit besluit.
(13) Teneinde de procedure te versnellen, verdient het de voorkeur dat het overleg tussen de contactpersonen van de organen en de autoriteiten langs elektronische weg plaatsvindt.


Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,


BESLUIT:

1. In dit besluit zijn de regels vastgelegd voor de toepassing van een dialoog- en bemiddelingsprocedure, waarvan gebruik kan worden gemaakt in de volgende gevallen:

a) gevallen waarin twijfels bestaan over de geldigheid van een document of de juistheid van ondersteunend bewijs betreffende de status van een persoon, met het oog op de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 of van Verordening (EG) nr. 987/2009, of
b) gevallen waar een meningsverschil bestaat tussen lidstaten met betrekking tot het vaststellen van de toepasselijke wetgeving.

2. De dialoog- en bemiddelingsprocedure dient te worden gevolgd voordat de kwestie aan de Administratieve Commissie kan worden voorgelegd.

3. Dit besluit is van toepassing onverminderd de administratieve procedures die moeten worden gevolgd ingevolge de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat.

4. In het geval dat de zaak onderwerp is geworden van een gerechtelijke of administratieve beroepsprocedure onder de nationale wetgeving van de lidstaat van het orgaan dat het document in kwestie heeft afgegeven, dient de dialoog- en bemiddelingsprocedure te worden opgeschort.

5. Het orgaan dat of de autoriteit die twijfels uit over de geldigheid van een document dat is afgegeven door een orgaan of autoriteit van een andere lidstaat, of niet instemt met de (voorlopige) bepaling van de toepasselijke wetgeving, wordt hierna aangeduid als het verzoekende orgaan. Het orgaan van de andere lidstaat wordt hierna aangeduid als het aangezochte orgaan.


Eerste fase van de dialoogprocedure

6. Indien zich een van de onder punt 1 bedoelde situaties voordoet, neemt het verzoekende orgaan contact op met het aangezochte orgaan en verzoekt om de noodzakelijke verduidelijking van de beslissing van dat orgaan, en in voorkomende gevallen, om intrekking of ongeldigverklaring van het betreffende document, dan wel om herziening of nietigverklaring van de beslissing.

7. Het verzoekende orgaan onderbouwt zijn verzoek, onder verwijzing naar dit besluit, en verstrekt het relevante ondersteunende bewijs dat de aanleiding vormt tot het verzoek. Het verzoekende orgaan geeft aan wie de contactpersoon voor het orgaan zal zijn gedurende de eerste fase van de dialoogprocedure.

8. Het aangezochte orgaan, bevestigt zo snel mogelijk, en uiterlijk binnen tien werkdagen, per e-mail of fax de ontvangst van het verzoek. Het geeft bij die gelegenheid aan wie de contactpersoon voor het orgaan zal zijn gedurende de eerste fase van de dialoogprocedure.

9. Het aangezochte orgaan stelt het verzoekende orgaan zo snel mogelijk, en uiterlijk drie maanden na ontvangst van het verzoek, op de hoogte van het resultaat van zijn onderzoek.

10. Indien de oorspronkelijke beslissing bevestigd dan wel nietig verklaard wordt, en/of het document ingetrokken of ongeldig verklaard wordt, stelt het aangezochte orgaan het verzoekende orgaan daarvan op de hoogte. Het aangezochte orgaan stelt eveneens de betrokkene, en indien nodig diens werkgever, op de hoogte van zijn besluit en van de procedures onder de nationale wetgeving om daartegen in beroep te gaan.

11. Indien het aangezochte orgaan niet in staat is het onderzoek binnen drie maanden af te ronden, vanwege het complexe karakter van de zaak of omdat medewerking van een ander orgaan vereist is om bepaalde gegevens te verifiëren, kan het de termijn met maximaal nog eens drie maanden verlengen. Het aangezochte orgaan stelt het verzoekende orgaan zo snel mogelijk, en uiterlijk een week voordat de oorspronkelijke termijn afloopt, op de hoogte van deze verlenging, onder vermelding van de redenen van de vertraging en van een waarschijnlijke datum van voltooiing van het onderzoek.

12. In zeer uitzonderlijke omstandigheden kunnen de betrokken lidstaten overeenkomen af te wijken van de onder de punten 9 en 11 bepaalde termijnen, op voorwaarde dat de verlenging gerechtvaardigd en proportioneel is, in het licht van de specifieke omstandigheden, en dat de verlenging van beperkte duur is.


Tweede fase van de dialoogprocedure

13. Indien de organen niet tot overeenstemming kunnen komen in de eerste fase van de dialoogprocedure, of indien het aangezochte orgaan niet in staat is geweest zijn onderzoek binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek af te ronden, stellen de organen hun bevoegde autoriteiten daarvan op de hoogte. Beide organen stellen een verslag op van de stappen die zij hebben genomen.

14. De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten kunnen besluiten de tweede fase van de dialoogprocedure te beginnen, dan wel de zaak rechtstreeks aan de Administratieve Commissie voor te leggen.

15. Indien de bevoegde autoriteiten besluiten de tweede fase van de dialoogprocedure in gang te zetten, benoemen zij beide, binnen twee weken nadat zij door de organen zijn geïnformeerd, een centrale contactpersoon. Deze contactpersonen hoeven niet noodzakelijk bevoegd of deskundig te zijn ten aanzien van de betreffende materie.

16. De contactpersonen doen al het nodige om de partijen binnen zes weken na hun benoeming tot overeenstemming te brengen over de zaak. De contactpersonen stellen beiden een verslag op van hun activiteiten en stellen de organen op de hoogte van het resultaat van de tweede fase van de dialoogprocedure.


Bemiddelingsprocedure

17. Indien in de dialoogprocedure geen overeenstemming kan worden bereikt, kunnen de bevoegde autoriteiten de zaak aan de Administratieve Commissie voorleggen. De bevoegde autoriteiten stellen beide een memorandum op ten behoeve van de Administratieve Commissie waarin zij de voornaamste geschilpunten uiteenzetten.

18. De Administratieve Commissie tracht binnen zes maanden na de datum waarop de zaak aan haar is voorgelegd, een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden. De Administratieve Commissie kan besluiten de zaak voor te leggen aan de conciliatiecommissie die uit hoofde van de statuten van de Administratieve Commissie opgericht kan worden.


Slotbepalingen

19. De lidstaten verstrekken de Administratieve Commissie ieder jaar gegevens over het aantal meningsverschillen waarbij de in dit besluit aangegeven procedure is gevolgd, welke lidstaten daarbij betrokken waren, de belangrijkste onderwerpen, en de duur en de uitkomst van deze procedure.

20. De lidstaten dienen hun eerste jaarverslag in binnen drie maanden na afloop van het eerste jaar waarin dit besluit van toepassing is.

21. Binnen drie maanden na ontvangst van de eerste jaarverslagen evalueert de Administratieve Commissie de ervaringen van de lidstaten met de toepassing van dit besluit, rekening houdende met de verslagen van de lidstaten. Na dit eerste jaar besluit de Administratieve Commissie of de verslaggeving al of niet op jaarlijkse basis wordt voortgezet.

22. Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 987/2009.


De voorzitter van de Administratieve Commissie, Gabriela Pikorová


Aantekeningen

Jurisprudentie


Voetnoten

  1. Tekst besluit op EUR-Lex
  2. PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1
  3. PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1