Besluit internationale taken Sociale Verzekeringsbank

Uit NeBelEx Wiki
Versie door Eric Hoepelman (Overleg | bijdragen) op 27 jan 2010 om 23:18

(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Ministeriële regeling, met departementaal kenmerk SV/GSV/95/4399. Van kracht sinds 13-10-1995 (Stcrt. 1995, 197). Nadien, met terugwerkende kracht tot 1-1-2002, gewijzigd (Stcrt. 2002, 37).[1]


Tekst regeling

Artikel 1

De Sociale verzekeringsbank heeft tot taak:

    • a. het verstrekken van verklaringen inzake de toepasselijke wetgeving op grond van de Verordeningen inzake sociale zekerheid van de Europese Gemeenschap en verdragen totstand- gekomen tussen Nederland en een of meer andere Staten in de telkens van toepassing zijnde versie,
    • b. het in overleg met de bevoegde buitenlandse instanties afsluiten van overeenkomsten betreffende de toepasselijke wetgeving in bijzondere gevallen op grond van de onder a. bedoelde verordeningen en verdragen,
    • c. het geven van voorlichting in verband met deze taken.


Artikel 2

  • 1.Voor zover het gaat om een bevoegdheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, wordt aan het bestuur van de Sociale verzekeringsbank mandaat verleend met betrekking tot het nemen van besluiten en het vaststellen en ondertekenen van stukken met betrekking tot :
    • a. de verklaringen bedoeld in artikel 1, onder a;
    • b. overeenkomsten bedoeld in artikel 1, onder b.
  • 2.Het bestuur van de Sociale verzekeringsbank is bevoegd ondermandaat te verlenen aan één of meer onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen.


Artikel 3

Dit besluit laat onverlet de taken en bevoegdheden van het Bureau voor Belgische Zaken en het Bureau voor Duitse Zaken.


Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1995.


Toelichting van Staatssecretaris ten tijde van invoering (4-10-1995)

In verband met de invoering van de Organisatiewet sociale verzekeringen op 1 januari 1995 zijn de taken die waren opgedragen aan de Sociale Verzekeringsraad met betrekking tot zowel het verstrekken van de verklaringen inzake de toepasselijke wetgeving (de zgn. detacheringsverklaringen) als het bepalen en afstemmen van het beleid ter zake met de nationale en internationale uitvoerende instanties, met ingang van die datum overgegaan op de Sociale Verzekeringsbank. Het onderhavige besluit strekt ertoe die taakoverdracht vast te leggen. De aanwijzing van de Sociale Verzekeringsbank ter zake zal in de onderhavige verordeningen en verdragen worden vermeld. In een aantal van deze verordeningen en verdragen is de bevoegdheid tot het afgeven van detacheringsverklaringen en het sluiten van overeenkomsten ter zake aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid toegekend. Voor zover dit het geval is, wordt in artikel 2 van dit besluit deze bevoegdheid gemandateerd aan de Sociale Verzekeringsbank.


Dit besluit laat onverlet de bestaande taken van het Bureau Belgische Zaken en het Bureau Duitse Zaken met betrekking tot de afgifte van E-101- en E-102-verklaringen ten aanzien van België respectievelijk Duitsland.


De onder artikel 1 bedoelde verordeningen en verdragen zijn de navolgende:

  • de Verordening (EEG) nr. 1408/71 (PbEG nr. C 325 van 10 december 1992) betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen alsmede hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, van 14 juni 1971 (PbEG L 149);
  • de Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van de Europese Gemeenschappen tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, van 21 maart 1972 (PbEG L 74);
  • Europees Verdrag inzake sociale zekerheid van 14 december 1972 (Trb. 1976, 158);
  • Europese Interimovereenkomst betreffende sociale zekerheid met uitsluiting van de regelingen voor ouderdom, invaliditeit en overlijden, met bijlagen en Protocol nopens de vluchtelingen van 11 december 1953 (Trb. 1954, 99);
  • Europese Interimovereenkomst inzake uitkeringen bij ouderdom, invaliditeit en overlijden van 11 december 1953 en het hierbij behorende Protocol inzake de toepassing van de Europese Interimovereenkomst op vluchtelingen (Trb. 1954, 98);
  • het op 29 augustus 1947 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België betreffende de toepassing van de wederzijdse wetgeving op het punt der sociale verzekering (Stb. 1949, J 435);
  • het op 7 januari 1950 te ’s-Gravenhage tussen Nederland en Frankrijk gesloten Algemeen Verdrag inzake de sociale zekerheid (Stb. 1951, 101);
  • het op 29 maart 1951 te Bonn tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake sociale verzekering, met bijbehorend Slotprotocol (Trb. 1951, 57);
  • het op 28 oktober 1952 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Algemeen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Italiaanse Republiek inzake sociale verzekering, met Bijzonder Protocol (Trb. 1952, 149);
  • het op 8 juli 1950 te Luxemburg tussen Nederland en Luxemburg gesloten Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid, zoals goedgekeurd bij Wet van 17 januari 1952 (Stb. 1952, 30);
  • het op 13 april 1989 te Lugano tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Noorwegen inzake sociale zekerheid (Trb. 1990, 25);
  • het op 12 oktober 1966 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Portugese Republiek inzake sociale zekerheid (Trb. 1966, 294);
  • het op 17 december 1962 te Madrid tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Spaanse Staat inzake sociale zekerheid, met Slotprotocol (Trb. 1963, 69);
  • het op 11 augustus 1954 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland [inzake sociale zekerheid, red.] en Protocol betreffende verstrekkingen in natura (Trb. 1954, 114);
  • het op 2 juli 1982 te Stockholm tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Zweden inzake sociale zekerheid, met bijbehorend Slotprotocol (Trb. 1982, 135);
  • het op 5 april 1966 te Ankara tot stand gekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije inzake sociale zekerheid (Trb. 1966, 155);
  • de op 27 mei 1970 tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat inzake sociale zekerheid (Trb. 1970, 200);
  • het op 14 februari 1972 te Rabat tot stand gekomen Algemeen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko inzake sociale zekerheid (Trb. 1972, 34);
  • de op 7 maart 1974 tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk inzake sociale zekerheid (Trb. 1974, 77);
  • het op 11 mei 1977 te Belgrado tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië inzake sociale zekerheid (Trb. 1977, 156), voor zover van toepassing;
  • briefwisseling d.d. 25 februari 1992 en 21 april 1992 met betreking tot de totstandkoming van een nieuw sociaalzekerheidsverdrag tussen Nederland en Kroatië;
  • briefwisseling d.d. 18 maart 1992 en 16 april 1992 met betrekking tot de totstandkoming van een nieuw sociaalzekerheidsverdrag tussen Nederland en Slovenië;
  • briefwisseling d.d. 27 juni 1994 en 11 juli 1994 met betrekking tot voortzetting van de relaties inzake sociale zekerheid op basis van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië inzake sociale zekerheid (Trb. 1977, 156);
  • het op 22 september 1978 te Tunis tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië inzake sociale zekerheid (Trb. 1979, 18);
  • het op 18 november 1981 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kaapverdië inzake sociale zekerheid (Trb. 1982, 20);
  • het op 2 juli 1982 te Stockholm tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Zweden inzake sociale zekerheid (Trb. 1982, 135);
  • het op 25 april 1984 te Jeruzalem tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël inzake sociale zekerheid (Trb. 1984, 65);
  • het op 8 december 1987 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika inzake sociale zekerheid (Trb. 1987, 202);
  • de op 4 januari 1991 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Australië inzake sociale zekerheid (Trb. 1991, 75);
  • de op 8 oktober 1990 te Wellington tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Nieuw-Zeeland inzake sociale zekerheid (Trb. 1991, 97);
  • het op 26 februari 1987 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada inzake sociale zekerheid (Trb. 1987, 66).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, R.L.O. Linschoten.


Voetnoten