Artikel 27 DBV

Uit NeBelEx Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Verdragtekst

Artikel 27. Compensatieregeling voor Nederlandse grensarbeiders

1. Aan natuurlijke personen die inwoner zijn van Nederland en uit België beloningen verkrijgen die ingevolge de bepalingen van artikel 15, 16, 17 en 18, paragraaf 6, van dit Verdrag ter heffing aan België zijn toegewezen, zal Nederland een vermindering van belasting verlenen, voor zover de som van de verschuldigde Nederlandse en Belgische belasting en de verschuldigde premie als bedoeld in de Wet financiering volksverzekeringen dan wel daarmee vergelijkbare bijdragen en premies ingevolge de Belgische sociale zekerheid meer bedraagt dan het bedrag dat aan Nederlandse belasting en premie als bedoeld in de Wet financiering volksverzekeringen zou zijn geheven indien zij die beloningen uit Nederland zouden hebben verkregen en Nederland daarover belasting en premie als is bedoeld in de Wet financiering volksverzekeringen zou hebben geheven.

Deze vermindering wordt gerealiseerd door, voor zover nodig, in België verschuldigde belasting en bijdragen en premies sociale zekerheid, voor zover deze vergelijkbaar zijn met premies die worden geheven ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen, aan te merken als ingehouden Nederlandse loonbelasting en te verrekenen met de in Nederland verschuldigde belasting en premie als is bedoeld in de Wet financiering volksverzekeringen.

2. Ten aanzien van natuurlijke personen die inwoner zijn van Nederland en die beloningen verkrijgen die voor het tijdstip waarop de bepalingen van dit Verdrag van toepassing zijn, ingevolge de bepalingen van paragraaf 3, subparagraaf 1, van artikel 15 van de op 19 oktober 1970 te Brussel getekende Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en tot het vaststellen van enige andere regelen verband houdende met de belastingheffing, met Protocol, ter heffing aan Nederland waren toegewezen en die ingevolge de bepalingen van artikel 15 van dit Verdrag ter heffing aan België zijn toegewezen, zal Nederland een netto inkomensachteruitgang die zij als gevolg van die wijziging in de toedeling van heffingsrechten lijden, compenseren tot het moment waarop die netto inkomensachteruitgang nihil bedraagt of tot het moment waarop zij niet langer zodanige beloningen uit dezelfde dienstbetrekking verkrijgen.

Deze compensatie wordt gerealiseerd door, voor zover nodig, in België verschuldigde belasting en bijdragen en premies sociale zekerheid, voor zover deze vergelijkbaar zijn met premies die worden geheven ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen, aan te merken als ingehouden Nederlandse loonbelasting en te verrekenen met de in Nederland verschuldigde belasting en premie als is bedoeld in de Wet financiering volksverzekeringen.

3. Voor de toepassing van paragraaf 2 wordt onder netto inkomensachteruitgang verstaan het jaarlijks vast te stellen verschil tussen de som van de Nederlandse en Belgische belasting alsmede premie als is bedoeld in de Wet financiering volksverzekeringen dan wel daarmee vergelijkbare bijdragen en premies ingevolge de Belgische sociale zekerheid die de in die paragraaf bedoelde natuurlijke persoon met toepassing van de bepalingen van dit Verdrag uiteindelijk verschuldigd is over zijn inkomen, en de som van de hiervoor bedoelde Nederlandse en Belgische belasting en premie als is bedoeld in de Wet financiering volksverzekeringen dan wel daarmee vergelijkbare bijdragen en premies ingevolge de Belgische sociale zekerheid die hij daarover verschuldigd zou zijn geweest indien met betrekking tot de in die paragraaf bedoelde beloningen van die natuurlijke persoon de bepalingen van paragraaf 3, subparagraaf 1, van artikel 15 van de op 19 oktober 1970 te Brussel getekende Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en tot het vaststellen van enige andere regelen verband houdende met de belastingheffing, met Protocol, van toepassing zouden zijn geweest.

4. De bevoegde autoriteiten regelen in onderlinge overeenstemming in welke mate bijdragen en premies sociale zekerheid in België vergelijkbaar zijn met de premie voor de volksverzekeringen in Nederland als bedoeld in de Wet financiering volksverzekeringen.


Gezamenlijke artikelsgewijze toelichting

Compensatieregeling voor Nederlandse grensarbeiders (artikel 27)

Voor een algemene toelichting op de in artikel 27 neergelegde unilaterale compensatieregelingen wordt verwezen naar de memorie van toelichting. Voorts wordt verwezen naar de aanbevelingen 5 tot en met 15 die de Nederlandse Commissie grensarbeiders in haar rapport van 21 mei 2001 heeft gedaan over de wijze waarop de bepalingen van artikel 27 zo adequaat mogelijk kunnen worden geïmplementeerd.

In paragraaf 1 is een regeling neergelegd die ertoe strekt aan de inwoner van Nederland die beloningen geniet die ingevolge de bepalingen van de artikelen 15, 16, 17 en 18, paragraaf 6, in België mogen worden belast (hierna kortheidshalve aangeduid als grensarbeider) compensatie te verlenen voor het negatieve verschil tussen de som van de Nederlandse belasting en premie volksverzekeringen die hij verschuldigd zou zijn geweest indien die beloningen uitsluitend in Nederland belast hadden mogen worden en de som van de Nederlandse en Belgische belasting en de Nederlandse premie volksverzekeringen of daarmee vergelijkbare premie en bijdrage ingevolge de Belgische sociale zekerheid (hierna: gekwalificeerde Belgische premie) die hij feitelijk verschuldigd is («gelijkheid met de buurman»). Deze compensatie wordt gerealiseerd door, voor zover nodig, de feitelijk verschuldigde Belgische belasting en gekwalificeerde Belgische premie aan te merken als ingehouden Nederlandse loonheffing en deze op de voet van artikel 9.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 te verrekenen met de verschuldigde Nederlandse inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.

Paragraaf 2 bevat een overgangsregeling die ertoe strekt aan de Nederlandse grensarbeider die direct voorafgaande aan het moment waarop de bepalingen van het verdrag ingevolge artikel 33, paragraaf 2, toepassing vinden ter zake van het in België vervullen van een dienstbetrekking beloningen geniet, die tot dat moment ingevolge artikel 15, paragraaf 3, subparagraaf 1, van het Belgisch-Nederlandse belastingverdrag van 19 oktober 1970 in samenhang met punt IX van het daarbij behorende Protocol (hierna: de grensarbeidersregeling) slechts in Nederland belastbaar zijn, gedurende een zekere periode compensatie te verlenen voor de netto inkomensachteruitgang die hij bij voortzetting van zijn dienstbetrekking als gevolg van de gewijzigde toedeling van de heffingsrechten over deze beloningen onder dit verdrag mocht lijden. Ingevolge paragraaf 3 wordt onder de uitdrukking «netto inkomensachteruitgang» verstaan het negatieve verschil tussen de som van de Nederlandse en Belgische belasting en de Nederlandse premie volksverzekeringen of gekwalificeerde Belgische premie die hij met toepassing van de bepalingen van dit verdrag (dat wil zeggen na toepassing van de regeling van paragraaf 1 van artikel 27) feitelijk verschuldigd is en de som van de Nederlandse en Belgische belasting en de Nederlandse premie volksverzekeringen of gekwalificeerde Belgische premie die hij verschuldigd zou zijn geweest indien op de beloningen ter zake van het vervullen van vorenbedoelde dienstbetrekking onder dit verdrag de grensarbeidersregeling voortgezet toepassing zou hebben gevonden. Ook deze compensatie wordt gerealiseerd door, voor zover nodig, de feitelijk verschuldigde Belgische belasting en gekwalificeerde Belgische premie aan te merken als ingehouden Nederlandse loonheffing en deze op de voet van artikel 9.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 te verrekenen met de verschuldigde Nederlandse inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.

De regeling van paragraaf 2 geldt, zoals in de vorige alinea uiteengezet is, voor een beperkte groep van grensarbeiders. Voorts heeft deze regeling, in tegenstelling tot de compensatieregeling van paragraaf 1, een beperkte geldingsduur in de zin dat slechts compensatie voor een geleden netto inkomensachteruitgang wordt verleend tot het eerste van de momenten waarop het in paragraaf 3 bedoelde verschil nihil bedraagt of waarop de desbetreffende grensarbeider niet langer de in paragraaf 2 bedoelde beloningen verkrijgt uit dezelfde dienstbetrekking (dat wil zeggen de dienstbetrekking zoals deze bestaat op het tijdstip waarop dit verdrag ingevolge artikel 33, paragraaf 2, toepassing vindt). De reden voor deze beperkingen is terug te voeren op de toepassing van het gelijkheidsbeginsel, welk beginsel in dit verband tevens geacht wordt te omvatten de non-discriminatoire behandeling van werknemers ingevolge artikel 12 in samenhang met artikel 39 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van 25 maart 1957, Trb. 1957, 74 en 91, zoals nadien gewijzigd bij het Verdrag betreffende de Europese Unie van 2 oktober 1997, Pb EG 10 november 1997, nr. C 340/193, en artikel 1, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1612/68. Uitgangspunt is dat de compensatieregeling van paragraaf 2 naar aard en strekking een regeling is op grond waarvan compensatie wordt verleend voor het relatief grote inkomensverlies dat ten gevolge van een, op zichzelf geoorloofde, wijziging in de regelgeving in het algemeen wordt geleden. Dat uitgangspunt impliceert dat er vanuit het gelijkheidsbeginsel bezien geen beletsels zijn om degenen die een dergelijk inkomensverlies lijden gedurende een redelijke periode compensatie te verlenen. Degenen die het betreft zijn de Nederlandse grensarbeiders jegens wie, tot het moment waarop dit verdrag ingevolge artikel 33, paragraaf 2, toepassing vindt, de grensarbeidersregeling van toepassing is. Dit verklaart dat de regeling van paragraaf 2 slechts geldt voor een beperkte groep van grensarbeiders. Inwoners van Nederland die vanaf het moment waarop dit verdrag toepassing vindt een dienstbetrekking in België aanvaarden, lijden namelijk geen netto inkomensachteruitgang in de zin van paragraaf 3. Voorts dient de beperkte geldingsduur van deze regeling te worden bezien in het licht van de redelijke periode gedurende welke compensatie kan worden verleend zonder het gelijkheidsbeginsel te schenden zowel ten opzichte van andere inwoners van Nederland die in België in dienstbetrekking werkzaam zijn als (mogelijkerwijs) ten opzichte van inwoners van België die in Nederland in dienstbetrekking werkzaam zijn. Hoezeer daarbij de invulling van een rekbaar begrip als «redelijkheid» een arbitraire aangelegenheid moge zijn, de in casu gegeven invulling is logisch. In de eerste plaats omdat op het moment waarop het in paragraaf 3 bedoelde verschil nihil bedraagt niet langer een inkomensverlies wordt geleden, terwijl zich nadien voordoende omstandigheden op grond waarvan wederom een netto inkomensachteruitgang in de zin van paragraaf 3 geconstateerd zou kunnen worden redelijkerwijs voor rekening en risico van betrokkenen dienen te komen. Vervolgens omdat op het moment waarop de onderhavige grensarbeider van dienstbetrekking verandert, hij zich de facto niet onderscheidt van de inwoner van Nederland die eerst na het moment waarop dit verdrag toepassing vindt een dienstbetrekking in België aanvaardt.

In paragraaf 4 is ten slotte bepaald dat de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten in onderlinge overeenstemming vaststellen in welke mate de premies en bijdragen ingevolge de Belgische sociale zekerheid kunnen worden aangemerkt als gekwalificeerde Belgische premie (dat wil zeggen, zoals hiervóór is opgemerkt, als met de premie volksverzekeringen vergelijkbare premies en bijdragen). Een dergelijke vaststelling in onderlinge overeenstemming zal dienen te geschieden bij iedere substantiële wijziging in het Belgische sociale zekerheidsstelsel respectievelijk in het stelsel van de Nederlandse volksverzekeringen.


Aantekeningen

Welke bijdragen en premies sociale zekerheid in België zijn vergelijkbaar met premies voor de volksverzekeringen in Nederland?

"Voor wat betreft de vergelijkbaarheid van Belgische sociale premies met Nederlandse premie volksverzekeringen merk ik het volgende op. Gelet op paragraaf 4 van artikel 27 van het Verdrag 2001 hebben Nederland en België, vooruitlopend op de inwerkingtreding ervan, reeds over de mate van vergelijkbaarheid gesproken. Daaruit is voortgekomen dat voor de toepassing van artikel 27 van het Verdrag 2001 Belgische sociale premies geacht worden niet vergelijkbaar te zijn met Nederlandse premie volksverzekeringen. De basis daarvoor is te vinden in de kwalificaties die voor de toepassing van de Nederlandse nationale fiscale wetgeving in het Besluit van 9 januari 2001, nr. CPP 2000/2593M, aan de Belgische RSZ-premies zijn gegeven (kort gezegd, pensioenpremies en premie werknemersverzekeringen). Bovendien heeft de Commissie grensarbeiders in haar rapport – in lijn met dit besluit – geconcludeerd dat het gedeelte van de RSZ-premie dat strekt tot financiering van geneeskundige verzorging overeenkomst met premie die wordt geheven ingevolge de Ziekenfondswet. Het vorenstaande geldt uiteraard zolang er geen substantiële wijzigingen in de Nederlandse respectievelijk Belgische sociale verzekeringswetgeving optreden."[1]


Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19 juni 2015[2]
De rechtbank constateert, op basis van een brief van het Belgische Ministerie van Financiën gericht aan het Nederlandse Ministerie van Financiën van 22 januari 2004, dat beide verdragspartners hebben afgesproken dat RSZ-premies niet vergelijkbaar zijn met de Nederlandse volksververzekeringen.

Zie ook


Jurisprudentie NL

Rechtbank Breda, 14 augustus 2012, nr. 11/5781
Bij de berekening van de compensatie moet het loon uit België worden omgerekend naar Nederlandse maatstaven.
Hoge Raad, 12-2-2010, nr. 08/03621[3]
Teveel verleende compensatie kan worden nagevorderd als Belgische Personenbelasting uiteindelijk lager is dan de (hogere) ingehouden bedrijfsvoorheffing
Rechtbank Breda, 06-11-2009, 09/2181[4]
Compensatieregeling grensarbeiders. Belanghebbende heeft in België het vakantiegeld (en de daarop ingehouden bedrijfsvoorheffing) niet aangegeven. Volgens de rechtbank moet de inspecteur daarvoor toch compensatie verlenen. De bedrijfsvoorheffing is een verschuldigde belasting in de zin van artikel 27.
Rechtbank Breda, 19-10-2009, 09/2195[5]
Niet gespecificeerde expatriatievergoeding is naar Nederlands recht een belaste kostenvergoeding. Belanghebbende heeft de Belgische nationaliteit en is in het onderhavige jaar woonachtig in Nederland. Ter zake van zijn dienstbetrekking bij de Vlaamse overheid, die haar zetel in België heeft, is het heffingsrecht op grond van artikel 19, paragraaf 1, onderdeel a, van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België 2001 toegewezen aan België. Ter zake daarvan verleent Nederland aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur de expatriatievergoeding, die belanghebbende van zijn Belgische werkgever heeft ontvangen, terecht naar Nederlandse maatstaven tot het loon in Nederland heeft gerekend. Belanghebbende heeft geen specificatie van de expatriatievergoeding overgelegd, zodat hij er niet in geslaagd is om aannemelijk te maken dat sprake is van een belastingvrije vergoeding. Voorts is de rechtbank van oordeel dat, ter berekening van de algemene compensatie, het begrip “beloningen” in artikel 27, paragraaf 1, van genoemd Verdrag op grond van artikel 3, paragraaf 2, van genoemd Verdrag naar Nederlands recht moet worden uitgelegd. In het Nederlands recht worden belaste kostenvergoedingen tot beloningen gerekend en daarmee tot het inkomen. Dit heeft ook te gelden voor de uitleg van het begrip “beloningen” in genoemd artikel 27, paragraaf 1.
Hoge Raad, 5 maart 2010, nr. 08/03099
Nederland hoeft geen compensatie te verlenen voor de Belgische aanvullende gemeentebelasting.
Hoge Raad, 5 maart 2010, nr. 09/00469[6]
Vermindering heffingsrente indien de Inspecteur de voorlopige teruggaaf met oog op de compensatieregelingen in het Verdrag met België tot een te hoog bedrag heeft berekend?
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 9 september 2011, nr. 10/00457
"aansluitend" en ziekte

Beleid


Relatieve competentie

Belastingdienst/Zuidwest is bevoegd:[7]

"Met betrekking tot de heffing en invordering van rijksbelastingen, andere dan bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid,
ten aanzien van een natuurlijk persoon
waarop artikel 27 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen van toepassing is
en een tot een entiteit behorende natuurlijk persoon
voor de toepassing van genoemd artikel,
ressorteert de natuurlijk persoon onder de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Zuidwest."


Voetnoten