Artikel 23 DBV

Uit NeBelEx Wiki
Versie door Eric Hoepelman (Overleg | bijdragen) op 17 okt 2018 om 19:20 (Beleid)

(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Verdragtekst

Wijze waarop dubbele belasting wordt vermeden


1.

In België wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden:
a.
Indien een inwoner van België
inkomsten verkrijgt,
andere dan dividenden, interest of royalty's als zijn bedoeld in artikel 12, paragraaf 5,
of bestanddelen van een vermogen bezit
die ingevolge de bepalingen van dit Verdrag, in Nederland zijn belast,
stelt België deze inkomsten of deze bestanddelen van vermogen vrij van belasting,
maar
om het bedrag van de belasting op het overige inkomen of vermogen van die inwoner te berekenen
mag België het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten of die bestanddelen van het vermogen niet waren vrijgesteld.
b.
Onder voorbehoud van de bepalingen van de Belgische wetgeving betreffende de verrekening van in het buitenland betaalde belastingen met de Belgische belasting
wordt,
indien een inwoner van België
inkomsten verkrijgt die
deel uitmaken van zijn samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen en
bestaan
uit dividenden die niet van Belgische belasting zijn vrijgesteld ingevolge subparagraaf c hierna,
uit interest of
uit royalty's als zijn bedoeld in artikel 12, paragraaf 5,
de op die inkomsten geheven Nederlandse belasting in mindering gebracht van de Belgische belasting op die inkomsten.
c.
Dividenden die een vennootschap die inwoner is van België verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van Nederland,
worden in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting op de voorwaarden en binnen de grenzen die in de Belgische wetgeving zijn bepaald.
d.
Indien verliezen die een onderneming gedreven door een inwoner van België in een in Nederland gelegen vaste inrichting heeft geleden, voor de belastingheffing van die onderneming in België volgens de Belgische wetgeving werkelijk in mindering van de winsten van die onderneming zijn gebracht, is de vrijstelling ingevolge subparagraaf a in België niet van toepassing op de winst van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting kan worden toegerekend, in zoverre als deze winst ook in Nederland door de verrekening van die verliezen van belasting is vrijgesteld.


2.

In Nederland wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden:
a.
Nederland is bevoegd
bij het heffen van belasting van zijn inwoners
in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van het inkomen of het vermogen te begrijpen die
overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag
in België mogen worden belast.
b.
Indien echter een inwoner van Nederland
bestanddelen van het inkomen verkrijgt of vermogensbestanddelen bezit die
volgens artikel 6, artikel 7, artikel 10, paragrafen 5 en 7, artikel 11, paragraaf 5, artikel 12, paragraaf 3, artikel 13, paragrafen 1 en 2, artikel 14, artikel 15, paragraaf 1, artikel 18, paragrafen 2, 3 en 6, artikel 19, paragraaf 1, subparagraaf a, en paragraaf 2, subparagraaf a, artikel 21, paragraaf 2, en artikel 22, paragrafen 1 en 2, van dit Verdrag
in België mogen worden belast
en die in de
in paragraaf 2, subparagraaf a, bedoelde
grondslag zijn begrepen,
stelt Nederland deze bestanddelen vrij door een vermindering van zijn belasting toe te staan.
Deze vermindering wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Te dien einde worden genoemde bestanddelen geacht te zijn begrepen in het bedrag van de bestanddelen van het inkomen of het vermogen die ingevolge die bepalingen van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.
c.
Nederland verleent voorts een aftrek
op de aldus berekende Nederlandse belasting voor die bestanddelen van het inkomen die
volgens artikel 10, paragraaf 2, artikel 11, paragraaf 2, artikel 16 en artikel 17 van dit Verdrag
in België mogen worden belast,
in zoverre deze bestanddelen in de
in paragraaf 2, subparagraaf a, bedoelde
grondslag zijn begrepen.
Het bedrag van deze aftrek wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting.
d.
Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2, subparagraaf b
verleent Nederland een aftrek op de Nederlandse belasting
voor de in België betaalde belasting op bestanddelen van het inkomen die
volgens artikel 7, artikel 10, paragraaf 5, artikel 11, paragraaf 5, artikel 12, paragraaf 3, artikel 14, en artikel 21, paragraaf 2, van dit Verdrag
in België mogen worden belast,
voor zover deze bestanddelen in de in paragraaf 2, subparagraaf a, bedoelde grondslag zijn begrepen,
indien en voor zover Nederland volgens de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting een aftrek verleent op de Nederlandse belasting voor de in een ander land over die bestanddelen van het inkomen geheven belasting.
Voor de berekening van deze aftrek is de bepaling van subparagraaf c van deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

3.

Indien een inwoner van een van de verdragsluitende Staten
interest als bedoeld in artikel 11, paragraaf 8, geniet,
die in overeenstemming met artikel 11, paragraaf 8, in de andere verdragsluitende Staat mag worden belast,
staat die andere verdragsluitende Staat van zijn belasting op die inkomsten een aftrek toe.
Het bedrag van die aftrek is gelijk aan de belasting die in eerstgenoemde verdragsluitende Staat op de genoemde inkomsten is geheven, maar bedraagt in geen geval meer dan dat deel van de in de andere verdragsluitende Staat geheven belasting zoals berekend voordat de aftrek is toegestaan, dat toerekenbaar is aan die interest.


Teksten uit Protocol I

19. Met betrekking tot artikel 15 en 23

Het is wel te verstaan dat het bepaalde in paragraaf 3 van artikel 15 Nederland niet belet de bepalingen van paragraaf 2, subparagrafen a) en b , van artikel 23 van het Verdrag toe te passen.

24. Met betrekking tot artikel 23, paragraaf 1

a) Voor het bepalen van de aanvullende belastingen die door de Belgische gemeenten en agglomeraties worden vastgesteld, worden in België, niettegenstaande de bepalingen van artikel 23, paragraaf 1, subparagraaf a) en elke andere bepaling van dit Verdrag, de beroepsinkomsten die volgens artikel 23, paragraaf 1, subparagraaf a zijn vrijgesteld, in aanmerking genomen. Deze aanvullende belastingen worden berekend op de belasting die in België verschuldigd zou zijn in het geval bedoelde inkomsten uit Belgische bronnen werden verkregen.
b) Het is wel te verstaan dat de regeling bepaald in artikel 23, paragraaf 1, subparagraaf c, eveneens van toepassing is op dividenden die een vennootschap die inwoner is van België verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van Nederland, en die voortkomen uit dividenden uitgekeerd aan die laatste vennootschap door een derde vennootschap die aan een belasting van gelijke aard als de Belgische vennootschapsbelasting is onderworpen.

25. Met betrekking tot artikel 23, paragraaf 2, subparagraaf b)

Het is wel te verstaan dat voor de berekening van de vermindering vermeld in artikel 23, paragraaf 2, subparagraaf b, de waarde van de in artikel 22, paragraaf 1, genoemde vermogensbestanddelen wordt verminderd met de waarde van de schulden verzekerd door hypotheek op dat vermogen en de waarde van de in artikel 22, paragraaf 2, bedoelde vermogensbestanddelen wordt verminderd met de waarde van de tot de vaste inrichting of de vaste basis behorende schulden.


Gezamenlijke artikelsgewijze toelichting

Voorkoming van dubbele belasting (artikel 23 en punten 24 en 25 van Protocol I)

Paragraaf 1 bevat de regels voor de wijze waarop voor een inwoner van België die inkomsten verkrijgt die ingevolge de bepalingen van het verdrag in Nederland zijn belast, dubbele belasting wordt vermeden. Daartoe is in subparagraaf a bepaald dat dubbele belasting over dergelijke inkomsten, andere dan dividenden, interest en het bovenmatig gedeelte van royalty's, wordt voorkomen door toepassing van de vrijstellingsmethode met progressievoorbehoud zoals neergelegd in artikel 155 van het Belgische Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. Punt 24, paragraaf a, van Protocol I, bevat echter een voorbehoud voor de heffing van aanvullende belastingen die door de Belgische gemeenten en agglomeraties worden vastgesteld. Deze aanvullende belastingen worden geheven bij wijze van opcentiemen op de verschuldigde personenbelasting. Zonder nadere voorziening impliceert deze systematiek dat de toepassing van de hiervoor vermelde vrijstellingsmethode inzake personenbelasting een directe vermindering van de verschuldigde aanvullende belastingen meebrengt. Het onderhavige voorbehoud voorkomt dit effect gedeeltelijk; met betrekking tot de beroepsinkomsten die ingevolge het verdrag ter belastingheffing aan Nederland zijn toegewezen en die in België vrijgesteld zijn met progressievoorbehoud overeenkomstig artikel 23, paragraaf 1, subparagraaf a, van het verdrag, mogen de aanvullende belastingen worden berekend op de personenbelasting die in België verschuldigd zou zijn ingeval de betrokken beroepsinkomsten Belgische inkomsten waren geweest. Onder beroepsinkomsten worden in dit verband verstaan de inkomsten als bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

Voorkoming van dubbele belasting over dividenden, andere dan deelnemingsdividenden als bedoeld in subparagraaf c, interest en het bovenmatig gedeelte van de royalty's, wordt ingevolge subparagraaf b verleend volgens de in de artikelen 285 en volgende van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 neergelegde verrekeningsmethode. Voorkoming van dubbele belasting over deelnemingsdividenden wordt ingevolge subparagraaf c verleend door toepassing van het in de artikelen 202 en volgende van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 neergelegde stelsel inzake definitief belaste inkomsten, hetgeen in principe vrijstelling van heffing van vennootschapsbelasting over deze dividenden meebrengt. In punt 24, paragraaf b, van Protocol I is in dit kader bepaald dat het bepaalde in paragraaf 1, subparagraaf c van artikel 23 tevens van toepassing is op deelnemingsdividenden die zijn uitgekeerd door een vennootschap die in een derde Staat is gevestigd en die via een in Nederland gevestigde vennootschap naar een in België gevestigde vennootschap zijn gevloeid. Voorwaarde daartoe is dat de in de derde Staat gevestigde vennootschap onderworpen is aan een met de Belgische vennootschapsbelasting overeenkomende belasting.

In subparagraaf d is ten slotte een «inhaalregeling» opgenomen voor verliezen die toerekenbaar zijn aan een in Nederland gelegen vaste inrichting. Onder het Belgische stelsel kunnen verliezen van een vaste inrichting «direct» in mindering komen op de totale winst van de onderneming. Met de inhaalregeling wordt bewerkstelligd dat voor nadien met behulp van de vaste inrichting behaalde winsten slechts voorkoming van dubbele belasting volgens de vrijstellingsmethode wordt verleend voor zover zij de eerdere verliezen overtreffen, behoudens voor zover deze aan de vaste inrichting toerekenbare verliezen voor de Nederlandse belastingheffing niet voor verliescompensatie in aanmerking zijn gekomen.

Paragraaf 2 bevat de regels voor de wijze waarop voor een inwoner van Nederland die inkomensbestanddelen verkrijgt of vermogensbestanddelen bezit die ingevolge de bepalingen van het verdrag in België mogen worden belast, dubbele belasting wordt vermeden. Hierbij wordt vooropgesteld dat deze bepalingen geen praktische betekenis hebben voor zover zij zien op de heffing van vermogensbelasting. Ingevolge artikel 11.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is de Wet op de vermogensbelasting 1964 met ingang van 1 januari 2001 immers ingetrokken. Verwezen wordt naar de toelichting bij de artikelen 2 en 22. In subparagraaf a is bepaald dat Nederland bevoegd is bij het heffen van belasting van inwoners van Nederland de inkomens- of vermogensbestanddelen die ingevolge het verdrag in België mogen worden belast te begrijpen in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven. In subparagraaf b is vervolgens bepaald dat dubbele belasting over de inkomens- of vermogensbestanddelen die zijn begrepen in de grondslag als is bedoeld in subparagraaf a en die ingevolge artikel 6, artikel 7, artikel 10, paragrafen 5 en 7, artikel 11, paragraaf 5, artikel 12, paragraaf 3, artikel 13, paragrafen 1 en 2, artikel 14, artikel 15, paragraaf 1, artikel 18, paragrafen 2, 3 en 6, artikel 19, paragraaf 1, subparagraaf a, en paragraaf 2, subparagraaf a, artikel 21, paragraaf 2, en artikel 22, paragrafen 1 en 2, in België mogen worden belast, wordt voorkomen door toepassing van de in het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 neergelegde vrijstellingsmethode c.q. vrijstellingsmethode met progressievoorbehoud. In punt 25 van Protocol I is in dit verband voor de heffing van vermogensbelasting bepaald dat voor de toepassing van de vrijstellingsmethode de waarde van de in artikel 22, paragraaf 1, bedoelde vermogensbestanddelen wordt verminderd met de waarde van de schulden die zijn verzekerd door hypotheek op die vermogensbestanddelen alsmede dat de waarde van de vermogensbestanddelen als bedoeld in artikel 22, paragraaf 2, wordt verminderd met de waarde van de tot de vaste inrichting of vaste basis behorende schulden. Deze bepaling, die is geïntroduceerd naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad der Nederlanden van 20 april 1983, BNB 1983/203 t/m 205, strekt ertoe zeker te stellen dat voor de vermogensbelasting een «netto-vrijstelling» wordt verleend. Voor de inkomensbestanddelen die in de grondslag als bedoeld in subparagraaf a zijn begrepen en die ingevolge artikel 10, paragraaf 2, artikel 11, paragraaf 2, artikel 16 en artikel 17 in België mogen worden belast, wordt ingevolge subparagraaf c voorkoming van dubbele belasting verleend door toepassing van de in het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 neergelegde verrekeningsmethode.

Ter voorkoming van dubbele belasting over aan een vaste inrichting of vaste basis toerekenbare inkomensbestanddelen hanteert Nederland bij wijze van hoofdregel de vrijstellingsmethode met progressievoorbehoud, dit ongeacht of deze bestanddelen in de staat waarin de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd aan belastingheffing zijn onderworpen (zie subparagraaf b hiervóór). Deze systematiek kan aanleiding geven tot oneigenlijk gebruik bij «passief» inkomen. Onder «passief» inkomen wordt verstaan beleggingsinkomen en inkomen uit passieve financieringswerkzaamheden als zijn bedoeld in artikel 13, tweede lid, laatste volzin, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969; in het algemeen betreft dit derhalve dividenden, interest en royalty's. Worden dergelijke inkomensbestanddelen rechtstreeks genoten, dan wordt daarvoor, mits zij in de grondslag worden begrepen waarover de Nederlandse belasting wordt geheven, ingevolge subparagraaf c ter voorkoming van dubbele belasting de aan de bron geheven buitenlandse belasting verrekend met de Nederlandse belasting. Met andere woorden, de uiteindelijke belastingdruk op dergelijke inkomensbestanddelen behoort in principe bepaald te worden door de in Nederland heersende belastingdruk (principe van kapitaal-export-neutraliteit). Ingeval de buitenlandse belastingdruk lager is dan de Nederlandse belastingdruk, is het «voordelig» om deze inkomstenbestanddelen over een vaste inrichting of vaste basis «te leiden». Immers, bij toepassing van vorenbedoelde hoofdregel wordt vanwege de vrijstellingsmethode de uiteindelijke belastingdruk dan bepaald door de in het buitenland heersende belastingdruk (principe van kapitaal-import-neutraliteit). Om dit gevolg te vermijden is het vast Nederlands verdragsbeleid om de zogenoemde «zwarte-gatenbepaling» van subparagraaf d op te nemen. Op grond van die bepaling wordt in de gevallen als voorzien in artikel 39 van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 bij het verlenen van voorkoming van dubbele belasting voor inkomstenbestanddelen die ingevolge artikel 7, artikel 10, paragraaf 5, artikel 11, paragraaf 5, artikel 12, paragraaf 3, artikel 14 en artikel 21 in België mogen worden belast, niet de vrijstellingsmethode maar de verrekeningsmethode gehanteerd. Zoals in de toelichting op paragraaf 8 van artikel 11 is opgemerkt, strekken de – weliswaar wederkerig geformuleerde – bepalingen van die paragraaf er primair toe fiscale emigratie van Nederlandse aanmerkelijkbelanghouders naar België tegen te gaan. Voorts is opgemerkt dat die paragraaf de facto een (beperkte) consolidatie van artikel 7.2., tweede lid, onderdeel c, in samenhang met artikel 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001 onder het verdrag impliceert. Ervan uitgaande dat ook bij deze vorm van interest aan het primaat van de woonstaat zo veel als mogelijk recht moet worden gedaan, is er voor gekozen om de Nederlandse belastingheffing de facto als een «aanvullende» belastingheffing te laten fungeren. Dit wordt bereikt door het verlenen van een zogenoemde bronstaatcredit. In de – evenals paragraaf 8 van artikel 11 wederkerig geformuleerde – paragraaf 3 van artikel 23 is daartoe bepaald dat de bronstaat een aftrek toestaat van de belasting die de woonstaat over deze interest heft. Het bedrag van deze aftrek is gelijk aan de in de woonstaat over de interest geheven belasting, doch bedraagt niet meer dan de daarover in de bronstaat geheven belasting vóór aftrek.


Aantekeningen

België

Beleid

Wijze van toekenning van een vrijstelling voorzien door de DBV voor bepaalde inkomsten van buitenlandse oorsprong behaald door een persoon die in België aan de personenbelasting onderworpen is
Zie Circulaire 2018/C/94 betreffende het vrijstellingsmechanisme in de internationale belastingverdragen, 20 juli 2018
Zie Circulaire AOIF nr. Ci.R9.Div/577.956 d.d. 11 mei 2006, en een aanvulling daarop Circulaire AFZ nr. 4/2010 d.d. 06/04/2010.


Belastingvermindering voor inkomsten van buitenlandse oorsprong die bij overeenkomst zijn vrijgesteld
Zie AOIF 8/2008


Samenspel tussen artikel 23 Verdrag en artikel 155 Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
Parlementaire vraag nr. 548 van de heer Luk Van Biesen dd. 25.06.2009


Ruling van Dienst Voorafgaande Beslissingen
De Dienst Voorafgaande Beslissingen beslist dat inkomsten die in de Verenigde Arabische Emiraten in principe zijn onderworpen aan inkomstenbelasting hebben te gelden als 'zijn belast', zelfs indien er geen effectieve belasting is betaald.[1] [2]
"Dit standpunt wordt bevestigd in nummer 23/03 Com. Ov. dat stelt dat de woonplaatsstaat, in casu België, normaliter vrijstelling dient te verlenen ongeacht of het inkomen of vermogen in de bronstaat daadwerkelijk is belast. De woonplaatsstaat hoeft bijgevolg niet te onderzoeken aan welk belastingstelsel dat inkomen of vermogen in de bronstaat onderworpen is. Verder bepaalt nummer 23/112 Com. Ov. dat de vrijstelling met progressievoorbehoud in de regel van toepassing is indien de inkomsten door de partnerstaat in zijn hoedanigheid van bronstaat mogen worden belast volgens het dubbelbelastingverdrag, en dit ongeacht of in de bronstaat daadwerkelijk belasting is geheven."
"Ook in nummer 155/20 Com. IB 92 wordt gesteld dat een inkomen belast is in het buitenland wanneer het de normale aanslagregeling heeft ondergaan die in het land van herkomst op dat inkomen van toepassing is. Daarbij is het niet van belang dat sommige bestanddelen van dat inkomen die in België belastbaar zijn, dat niet zijn in het land van herkomst, of aldaar uitdrukkelijk van belasting zijn vrijgesteld. Tevens heeft het Hof van Cassatie het beginsel "exemption vaut impôt", waarbij een vrijgesteld inkomen met een belast inkomen wordt gelijkgesteld, bekrachtigd."
"Verder stelt ook nummer 23/34 van de OESO-Commentaar dat de woonstaat het inkomen moet vrijstellen dat kan belast worden door de andere staat, ongeacht of het heffingsrecht daadwerkelijk door de andere staat wordt uitgeoefend. Deze methode wordt als de meest praktische aangezien, omdat ze de woonstaat ontheft van het onderzoek naar de daadwerkelijke fiscale positie in de bronstaat."


CPP2005/2036 Regeling met België inzake ontslaguitkeringen


Dividend
In de Belgische Personenbelasting wordt de Nederlandse dividendbelasting niet verrekend, tenzij de inkomsten "deel uitmaken van [het] samengetelde inkomen" (§1, b). "Hiermee is de zogenaamde 'globalisatie' bedoeld waarbij in de personenbelasting de roerende inkomsten niet afzonderlijk aangeslagen worden, maar samengevoegd worden met de andere progressief belastbare inkomsten.".[3] Gevolg is dat over het bruto-dividend eerst 15% Nederlandse dividendbelasting wordt betaald en vervolgens over het netto-dividend 25% RV berekend. Aanvullende gemeentebelasting is niet verschuldigd (arrest Dijkman).
Deze juridisch dubbele belasting is ongewenst (OESO-modelverdrag), maar niet verboden (arrest Damseaux). Zie verder: onderdeel dividend, jurisprudentie Nederland.

Jurisprudentie en rechtsleer

'zijn belast'
In het belastingverdrag is het begrip 'zijn belast' niet gedefinieerd. Dan moet -indien mogelijk- de betekenis worden gehanteerd zoals die geldt in de interne belastingwetgeving.[4] Ook daarin vinden we geen betekenis van 'zijn belast'. Aanknopingspunten zijn wel te vinden in de administratieve commentaren en de jurisprudentie.
naar recht faalt de veronderstelling dat op
een inkomen
dat in Nederland is behaald,
waarvoor Nederland heffingsbevoegd is, en
dat in Nederland niet daadwerkelijk werd belast
door België belasting kan worden geheven.
  • In het Sidro-arrest[5] is bepaald dat een inkomen dat zijn normaal belastingregime in het buitenland heeft ondergaan, voor Belgische doeleinden als inkomen onderworpen aan buitenlandse belasting moet worden beschouwd, zelfs indien het buitenlandse belastingregime voorziet in een volledige vrijstelling van het inkomen. De rechtsleer onderscheidt ter zake twee cumulatieve voorwaarden:
  • het inkomen moet principieel belastbaar zijn onder het buitenlandse belastingrecht, en
  • vervolgens moet dit recht in een gewilde vrijstelling voor dit inkomen voorzien.[6] [7]


Progressievoorbehoud
Op grond van arrest (Verest en Gerards) moet of van Beroep te Antwerpen nagaan of het vrije kapitaalverkeer wordt geschonden doordat een belastingplichtige in de grensoverschrijdende situatie wordt geconfronteerd met een hoger marginaal tarief (vanwege de in aanmerking neming van de (hogere) forfaitair berekende inkomsten uit het buitenlandse niet-verhuurde onroerende goed), of ook al indien de in België belastbare inkomsten van de belastingplichtige in de grensoverschrijdende situatie worden belast tegen een hoger gemiddeld belastingtarief dan in een zuiver Belgische situatie?


Bewijslast
"Vooreerst dient opgemerkt te worden (...) dat indien het Wetboek van Inkomstenbelastingen 92 bepaalde inkomsten (...) belastbaar stelt, (...) het aan laatstgenoemde toekomt aan te tonen dat België krachtens een door haar afgesloten dubbelbelastingverdrag niet tot effectieve heffing kan overgaan doch integendeel voorkoming van dubbele belasting dient te verlenen op de wijze zoals vermeld in het betrokken dubbelbelastingverdrag." (Zie Hof van Beroep Antwerpen, 17 december 2013, nr. 2012/AR/2903, onderdeel 2.2.2.)

Nederland

Beleid

  • goedkeuring toepassing vrijstellingsmethode voor directeuren- en commissarissenbeloningen


Jurisprudentie

Aanvullende gemeentebelasting
Hoge Raad, 5 maart 2010, nr. 08/03099: Nederland hoeft geen tegemoetkoming te verlenen voor de Belgische 'aanvullende gemeentebelasting'.


Dividend
Kwestieus is of Nederland de dividendbelasting moet verminderen omdat sprake zou zijn ongeoorloofde discriminatie.
Artikel 23, § 1, letter b DBV bepaalt dat Nederlandse dividendbelasting onder voorwaarden wordt verrekend met Belgische Personenbelasting. Aan deze voorwaarden wordt in de Belgische wetgeving geen invulling gegeven (zie hiervoor), zodat de Nederlandse dividendbelasting niet wordt verrekend bij (portfolio-)dividend.



Voetnoten

  1. Voorafgaande beslissing nr. 800.465 dd. 17.02.2009
  2. Zie ook Marnix Van Keirsbilck, 'Exemption vaut impôt', Fiscoloog Internationaal 312, 30-11-2009, p.6
  3. Werner Heyvaart, Het Belgisch/Nederlands dubbelbelastingverdrag Een artikelsgewijze bespreking, Larcier, 2008, tweede editie, punt 23.3.
  4. Artikel 3 § 2 DBV
  5. Cass. 15 september 1970, gepubliceerd in: Pas. 1971, I, 37, alsook in Bull. 489, blz. 1679.
  6. Zie T. Afschrift, "Exemption vaut impôt, principe général de droit en matière d'impôts sur les revenus", J.D.F. 1980, 65.
  7. Werner Heyvaart, Het Belgisch/Nederlands dubbelbelastingverdrag Een artikelsgewijze bespreking, Larcier, 2008, tweede editie, punt 23.13.