Artikel 16 DBV

Uit NeBelEx Wiki
Versie door Eric Hoepelman (Overleg | bijdragen) op 5 jul 2014 om 13:33

(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Verdragstekst

Artikel 16. Vennootschapsleiding

1. Beloningen die een persoon die inwoner is van een verdragsluitende Staat verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van de andere verdragsluitende Staat ter zake van de uitoefening van een opdracht of taak als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of ter zake van de uitoefening van functies die volgens de wetgeving van die andere Staat als soortgelijke functies worden beschouwd, mogen in die andere Staat worden belast.

2. Beloningen die een persoon die inwoner is van een verdragsluitende Staat verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van de andere verdragsluitende Staat ter zake van de uitoefening – buiten het kader van een dienstbetrekking – van een leidende werkzaamheid of leidende functie van dagelijks bestuur, van commerciële, technische of financiële aard, mogen in die andere staat worden belast.

3. Beloningen die een persoon die inwoner is van een verdragsluitende Staat verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van de andere verdragsluitende Staat ter zake van de uitoefening – buiten het kader van een dienstbetrekking – van werkzaamheden andere dan deze vermeld in de paragrafen 1 en 2 mogen in die andere Staat worden belast.

4. Niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 2 en 3 mogen de aldaar bedoelde beloningen die een persoon verkrijgt ter zake van de uitoefening van die werkzaamheden in een vaste inrichting gevestigd in de andere verdragsluitende Staat dan die waarvan de vennootschap inwoner is en die door deze vaste inrichting worden gedragen, in die andere Staat worden belast.


Teksten uit Protocol I

20. Met betrekking tot artikel 7, 14, 15 en 16

a) Het is wel te verstaan dat voor de toepassing van paragraaf 1 van artikel 16 voor Nederland de uitdrukking soortgelijke functie omvat « commissaris van een vennootschap » die als zodanig door de algemene vergadering van aandeelhouders of enig ander bevoegd orgaan van de vennootschap die inwoner is van Nederland is benoemd en die met het toezicht op de algemene leiding van de vennootschap is belast.
b) Het is wel te verstaan dat, indien een door een natuurlijke persoon die inwoner is van een van de verdragsluitende Staten gedreven onderneming die haar bedrijf uitoefent met behulp van een in de andere verdragsluitende Staat gevestigde vaste inrichting, overeenkomstig de wetgeving van eerstbedoelde Staat geheel of gedeeltelijk wordt omgezet in een onderneming gedreven door een vennootschap gevestigd in die Staat, de inkomsten die de natuurlijke persoon geniet ter zake van werkzaamheden voor die vennootschap in oprichting en die toerekenbaar zijn aan het in de andere verdragsluitende Staat uitgeoefende bedrijf gedurende de periode dat de vennootschap in oprichting is, voor de toepassing van het Verdrag worden beschouwd als beloningen in de zin van artikel 15 of 16, naar gelang het geval.
De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing in geval die natuurlijke persoon een zelfstandig beroep uitoefent in de zin van artikel 14 van het Verdrag.


Gezamenlijke artikelsgewijze toelichting

Vennootschapsleiding (artikel 16 punt 20 van Protocol I)

Jurisprudentie van belastingrechters in België en Nederland heeft met betrekking tot de toepassing van artikel 16 (beheerders, bestuurders en commissarissen van vennootschappen) van het huidige Belgisch-Nederlandse belastingverdrag van 19 oktober 1970 tot onduidelijkheden geleid[1]. De reden is dat de belastingrechters met betrekking tot de in vorenbedoeld artikel 16 gehanteerde uitdrukkingen «beheerder, bestuurder en commissaris» uit leken te gaan c.q. uitgingen van een formeel criterium, terwijl de bevoegde autoriteiten van België en Nederland uitgingen van een materieel criterium[2]. Teneinde dergelijke onduidelijkheden onder het onderhavige verdrag te voorkomen, is artikel 16 geformuleerd op basis van de Belgische nationale wetgeving met betrekking tot bestuurders c.a. In verband daarmee is in paragraaf 1 bepaald dat beloningen die een inwoner van een verdragsluitende Staat verkrijgt van een in de andere verdragsluitende Staat gevestigde vennootschap ter zake van de uitoefening van een opdracht of taak als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of ter zake van de uitoefening van functies die volgens de wetgeving van die andere Staat als soortgelijke functies worden beschouwd, in die andere Staat mogen worden belast. Ingevolge punt 20, paragraaf a, van Protocol I omvat de uitdrukking «soortgelijke functies» voor wat Nederland betreft commissarissen in de zin van artikel 140 van Boek 2 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek, dat wil zeggen degenen die als zodanig door de algemene vergadering van aandeelhouders of enig ander bevoegd orgaan van de desbetreffende vennootschap zijn benoemd en zijn belast met het toezicht op de algemene leiding van de desbetreffende vennootschap. De op artikel 32, eerste lid, ten 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 gebaseerde paragraaf 2 bevat vervolgens een zelfde toedeling van het heffingsrecht over beloningen van «bedrijfsleiders» (vóór 1 januari 1997 «werkende vennoten, bestuurders, e.d.»), dat wil zeggen personen die in de vennootschap – buiten het kader van een dienstbetrekking – een leidende werkzaamheid of functie van dagelijks bestuur of van commerciële, technische of financiële aard uitoefenen. Voor zover deze personen beloningen verkrijgen in verband met de uitoefening van dergelijke werkzaamheden en functies in dienstbetrekking zijn de bepalingen van artikel 15 van toepassing. Paragraaf 3 fungeert de facto als «restbepaling» en bepaalt daartoe dat de beloningen die een inwoner van een verdragsluitende Staat verkrijgt van een in de andere verdragsluitende Staat gevestigde vennootschap ter zake van – buiten het kader van een dienstbetrekking – uitgeoefende werkzaamheden andere dan bedoeld in de paragrafen 1 en 2, ook in die andere Staat mogen worden belast. Ook hierbij geldt dat voor zover deze personen de desbetreffende werkzaamheden in een dienstbetrekking uitoefenen op de beloningen de bepalingen van artikel 15 van toepassing zijn. Overigens is in dit verband nog van belang dat, in weerwil van de in de paragrafen 2 en 3 gehanteerde uitdrukking «buiten het kader van een dienstbetrekking», de bepalingen van artikel 14 op deze beloningen niet van toepassing zijn. De facto vormen de bepalingen van de paragrafen 2 en 3 een lex specialis van de bepalingen van artikel 14.

Het bepaalde in paragraaf 2 dient met name te worden bezien in het licht van de problematiek van de hybride entiteiten waarop punt 2 van Protocol I betrekking heeft. Voortbordurend op het voorbeeld dat is gegeven bij de toelichting van dit punt bij artikel 3, brengt paragraaf 2 van artikel 16 het volgende mee. Ingeval de aldaar bedoelde vennootschap onder firma aan ieder van de vennoten een beloning van 10 als bedoeld in paragraaf 2 van artikel 16 zou uitkeren, dan wordt voor de heffing van de Belgische vennootschapsbelasting de winst verlaagd van 100 naar 80. De aan ieder van de vennoten uitgekeerde beloning van 10, waarover België ingevolge paragraaf 2 van artikel 16 heffingsbevoegd is, is onderworpen aan de heffing van personenbelasting. Vanuit de optiek van de Nederlandse belastingheffing vormt deze uitgekeerde beloning een onttrekking die de winst niet beïnvloedt. De Nederlandse belastingheffing geschiedt dan ook op dezelfde wijze als uiteengezet in het vorenbedoelde voorbeeld, dat wil zeggen dat de Nederlandse vennoot geacht wordt zijn onderneming door middel van een in België gevestigde vaste inrichting uit te oefenen en dat hij mitsdien in de heffing van inkomstenbelasting wordt betrokken voor 50, over welk bedrag vervolgens ingevolge artikel 23, paragraaf 2, subparagraaf b, voorkoming van dubbele belasting wordt verleend volgens de vrijstellingsmethode met progressievoorbehoud.

Ingeval de in de paragrafen 2 en 3 bedoelde persoon de aldaar bedoelde werkzaamheden uitoefent in een vaste inrichting van de vennootschap in zijn woonstaat én de beloningen die hij ter zake daarvan verkrijgt ten laste komen van die vaste inrichting, heeft die woonstaat ingevolge paragraaf 4 en in afwijking van de paragrafen 2 en 3 het exclusieve heffingsrecht over die beloningen. Deze bepaling van paragraaf 4 is gebaseerd op artikel 270, ten 1°, van het Belgische Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 in samenhang met artikel 87 van het Koninklijk Besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. Vanuit Nederlandse optiek omvat deze bepaling voor de vennootschapsleiding de situatie waarop artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van de Nederlandse Wet op de loonbelasting 1964 betrekking heeft.

Ten slotte is in punt 20, paragraaf b, van Protocol I, een bepaling opgenomen waarin is vastgelegd dat de heffingsbevoegdheid over beloningen die een natuurlijke persoon geniet in de zogenoemde «voorperiode» van een vennootschap die het resultaat is van de gehele of gedeeltelijke omzetting van een transparante entiteit die het bedrijf uitoefent met behulp van een in de andere verdragsluitende Staat gevestigde vaste inrichting of vaste basis, wordt bepaald aan de hand van de artikelen 15 en 16, naar gelang het geval.


Aantekeningen

België

Beleid


Jurisprudentie

Hof van Beroep Antwerpen, 17 december 2013, nr. 2012/AR/2903, onderdeel 2.2.2. en Hof van beroep Antwerpen, 3 juni 2014, nr. 2013/AR/1006, onderdeel 2.2
"(...) is het Hof (...) van oordeel dat aangezien zowel de eiser (...) als de BVBA (...) in België gevestigd zijn, artikel 16 (...) krachtens een duidelijke tekst niet van toepassing kan zijn."


OESO modelverdrag

Voorbehoud bij artikel 16 OESO modelverdrag[3]
"6. Belgium reserves the right to state that remuneration that a person dealt with in Article 16 receives in respect of daily activities as well as remuneration that a partner of a company, other than a company with share capital, receives in respect of his personal activities for the company shall be taxable in accordance with the provisions of Article 15."


Nederland

Management bvba's

Artikel 16 par. 2 omvat ook materieel leidinggevende activiteiten. Toch bevatte de Nederlandse Vpb tot 2013 alleen een heffingsgrondslag voor formeel bestuurders. Vanaf 2013 is aan artikel 17a, onderdeel d, toegevoegd 'alsmede leidende werkzaamheden en functies'. Daardoor wordt behalve de beloning voor het formele bestuurderschap, ook de beloning voor de door een in het buitenland gevestigd lichaam verrichte materiële bestuurswerkzaamheden of managementdiensten voor een in Nederland gevestigd lichaam in de Nederlandse heffing van vennootschapsbelasting betrokken.


Parlementaire behandeling belastingverdrag


Beleid


Voetnoten